top of page
Dieuwke Papma

Zo dood als de dodo

Een verborgen verhaal over menselijke verbeelding

Tekst: Dieuwke Papma Beeld: Anouschka Boswijk (Kopfkino Illustration)


Het leven van de quagga meer gaat over mensen dan over de het dier zelf. Wij hebben ons dusdanig met zijn leven bemoeid, dat een paard er de hik van krijgt. Welkom in de wereld van menselijke verbeelding.


We beginnen op de Karoo, de halfwoestijn die een groot deel van Zuid-Afrika in beslag neemt. Het klimaat wordt gekenmerkt door extreme hitte, kou en droogte. Niet voor niets is ‘karoo’ oud Zuid-Afrikaans voor ‘droog’. De lucht is helderblauw en de grond kurkdroog. Te midden van dit alles loopt onze quagga. Het dier lijkt op wat we nu zouden omschrijven als een gespierde combinatie tussen een ezel, een paard en een zebra. Met zijn agressieve en weerbarstig uitspattingen is de quagga duidelijk gevormd door zijn onheilspellende omgeving. De veruit rijkst gedocumenteerde eigenschap is zijn samenwerking met de struisvogel: waar de quagga goed kan horen, heeft de struisvogel goed zicht. Samen struinen zij samen over de Karoo. Hoe de quagga klinkt is nattevingerwerk. Begin 1800 zetten de eerste ontdekkingsreizigers en natuuronderzoekers voet aan wal. Waar Robert Jacob Gordon het omschrijft als ‘een schielijk na een, blaffend gejank, daar veel kwak, kwak inkomt’ doet het George Edwards meer denken aan ‘the confused barking of a mastiff dog’.


De mens duidelijk in beeld

Rond de helft van de negentiende eeuw komt er een eind aan alle romantiek. Met de stichting van de Oranje Vrijstaat zorgt veeteelt en landbouw voor versnippering van het leefgebied van de quagga, waarin rond 1900 ruim 250.000 Boeren zich hebben gevestigd. Ondertussen meten Europese jagers hun kracht met het Zuid-Afrikaanse wild. Zo kent Brits militair William Cornwallis Harris zichzelf ‘shooting madness’ toe, een ziekte die hij ervaart als ‘truly a most delightful mania’, en schiet in vijf maanden ruim vierhonderd stuks groot wild. Daarnaast begint tegen het eind van de negentiende eeuw het toerisme aan te trekken. Ook door toedoen van de schietgrage Europese elite vallen de Zuid-Afrikaanse dieren bij bosjes dood neer.

Helaas ontgaat het dier ook de Boeren niet. Eerst interesseren ze zich voornamelijk in zijn vlees en zijn vacht, maar later ook in de mogelijkheid tot domesticatie. Wanneer dit niet lukt, roepen Europese studeerkamergeleerden dat de Boeren simpelweg de moeite schuwen. Wat ze nog niet weten is dat de quagga zich nou eenmaal niet laat onderwerpen aan de mens. Voor duizenden jaren benutten de Khoikhoi, mensen van een Afrikaanse stam die ook wel bekend staan als ‘Hottentotten’, de dieren die op de Karoo leven maximaal, dus de quagga zal heus geen uitzondering zijn. Dit doet ons even stilstaan bij de vraag hoe de kolonisatie zich had ontwikkeld wanneer de quagga zich wel had laten beteugelen. In alle opzichten is deze vraag nu overbodig, want omstreeks 1873 valt er geen quagga meer te bekennen in de Oranje Vrijstaat.


Verhitte classificatiestrijd

Ondertussen wordt in Europa met veel omwegen geprobeerd om de dieren die onder de Afrikaanse zon leven onder te brengen in een wetenschappelijke ordening. Maar Zuid-Afrika is ver weg en men moet het doen met vage beschrijvingen en tekeningen. Grote heren zoals Carl Linneaus, Pieter Boddaert, Buffon, Anders Sparrman, Peter Kolbe en Frédéric-Louis Allamand buigen zich in hun kantoor over de verwarrende overeenkomst tussen het paard, de quagga, de ezel en de zebra. Slechts een enkeling, zoals bijvoorbeeld ontdekkingsreiziger Robert Jacob Gordon, staat oog in oog met de quagga en ondervindt empirische verbreding aan den lijve.

De studeerkamergeleerden houden goed zicht op de ontwikkelingen. De mannen weten dat het voor roem en erkenning belangrijk is om de eerste te zijn die een dier goed classificeert en hebben daarnaast gewoon graag gelijk. Ze maken de ene na de andere publicatie te schande. Zo wéét Gordon dat hij veel meer heeft gezien dan Sparrman, en uit zijn frustraties op een van Sparrmans publicaties: ‘this whole chapter of the hyena is the most stupid absurd learned stuff that could possibly be wrote on the subject.’ Ook al spreekt Gordon Khoikhoi en doet hij zeer zijn best om het land écht te leren kennen, dat zijn systematische beschrijvingen niet helder zijn gaat ten koste van de erkenning die hij krijgt (en zal krijgen) voor zijn werk.

Sparrman scoort belangrijke punten in de classificatiestrijd door de quagga en de bergzebra voor het eerst naast elkaar te zetten als twee aparte soorten. Dan verschijnt in 1758 de tiende druk van Systema naturae, waarin Linneaus organismen onderscheidt op basis van geslachtsnaam (genus) en soortaanduiding (species), en daarmee de binomiale nomenclatuur (tweedelige naamgeving) introduceert. Nu hoeft niet langer een hele reeks namen op de schop wanneer er veranderingen zijn in een classificatiereeks. De zebra deelt hij in bij het geslacht ‘Equus’ als ‘Equus zebra’. Wanneer Allamand en Buffon in 1781 de quagga als eerst onder zijn eigen naam en als aparte soort een plek geven in Natuurlijke Historie schrijven ze geschiedenis. Echter, Boddaert strijkt met de eer wanneer hij in 1985 verscheidene inzichten met elkaar verenigt. Hij wordt zogenaamd soortauteur wanneer hij de quagga plaatst onder het geslacht ‘Equus’ als ‘Equus quagga’.

Maar al vóór zijn uitsterven lijkt het dier te zijn vergeten. Dat de quagga al lang niet meer vrij rondloopt op de Karoo is bij de wetenschappers niet bekend. Wanneer de classificatiestrijd gestreden is ebt de interesse weg. Nog enkele quagga’s leven in dierentuinen in Europa, maar op 12 augustus 1883 sterft ook de laatste quagga in gevangenschap onopgemerkt in Artis. De quagga is zo dood als de dodo.


Nog meer mens

Dat wat het dan. Er zijn nu enkel nog twee foto’s, 23 opgezette huiden, zeven skeletten en vijftien volledige schedels. Toch zijn er na zijn uitsterven nog aardig wat mensen die zich tegen de quagga aan bemoeien. Zo schrijft de neerlandicus Reinier Spreen op basis van eindeloos veel gegraaf in de archieven van de Artis Bibliotheek zijn boek Een monument voor de quagga, dat op een komische en romantische wijze een historische weergave geeft van het leven van de quagga. Bio-antropoloog Colin Groves en zoöloog Catherina Bell buigen zich opnieuw over de verwarring rondom de Equus-familie en concluderen dat de zebra in boekenkasten ondergeschikt moet zijn aan de quagga. De wetenschappelijke naam van een Burchellzebra is nu ‘Equus quagga burchelli’.

Ook fascinerend is de natuurhistoricus Reinhold Rau en zijn Quagga Project. Volgens de enthousiaste professor is het zo simpel als wat: ‘the quagga is the quagga because of the way it looked, and if you produce animals that look that way then they are quagga’s’. Tijdens de prepareerklus van een quagga schraapt hij wat spierweefsel weg. In samenwerking met experts op het gebied van moleculaire genetica weet hij vervolgens het DNA in kaart te brengen en is de quagga het eerste uitgestorven dier waarvan DNA is gekloond. Maar hier stopt hij niet: in 1997 gaat zijn levenswerk van start. Negen steppezebra’s uit Namibië worden geselecteerd op hun quagga-looks en door middel van ‘selective breeding’ terug gefokt naar een dier dat genetisch steeds sterker overeenkomt met het in kaart gebrachte DNA van de quagga. Ga je de website van het Quagga Project, dan kan je zien dat er momenteel tientallen ‘quagga’s’ rondlopen op stukken privégrond in Zuid-Afrika. Volgens Rau is de het dier weer tot leven gebracht en de mens daarmee een karmapunt rijker. Deze tot de verbeelding sprekende ontwikkeling in de wereld van de moleculaire genetica inspireert vervolgens Michael Crichton tot het schrijven van het boek Jurrasic Park. Wanneer er enkel een stukje huid nodig is om een quagga terug te fokken, dan moet dat ook mogelijk zijn met fossielen van dinosaurussen, zo luidt zijn gedachte.

Wanneer je je verdiept in het leven van de quagga heeft iedereen een mening. Iedereen, behalve het dier zelf. Het is fascinerend om te zien hoe mensen met zijn leven omspringen. Het dier is dood, maar dat mag de pret niet drukken: de quagga is van ons. Dit verborgen verhaal is daarom een historische weergave, niet van het leven van de quagga, maar van de instrumentalisatie van dieren. Zo moet de classificatie te pas en te onpas op de schop, wordt het dier dé inspiratiebron voor de bekende filmserie Jurrassic Park en exposeren musea zijn skeletten en huiden. Ook zijn er taxidermisten die zich opwinden over een vergaan stuk quaggahuid, slimme professoren die zijn DNA reproduceren en studenten die zich verkneukelen op dit alles. Volgens Reinier Spreen, de man die de quagga heeft vermenselijkt in een literair narratief, valt dit makkelijk te verklaren: ‘de enige manier waarop we naar het dier kunnen kijken is door onze eigen ogen’. De zoöloog ziet nou eenmaal een dier dat gedoopt moet worden door de wetenschap, een taxidermist een lap vel dat moet worden strakgespannen en een bevlogen natuurhistoricus de mogelijkheid om een uitgestorven dier weer tot leven te wekken. En ook in mijn verbeelding wordt de natuur gedomineerd door cultuur. Daarom hoop ik dat de quagga ooit een verhaal over mij zal schrijven.

Dit stuk is voortgekomen uit een filmproject met vier medestudenten aan Documentaire Instituut Amsterdam. https://vimeo.com/221657566


De illustraties zijn gemaakt door Anouschka Boswijk. Haar achtergrond in culturele antropologie gebruikt ze om maatschappelijke en antropologische onderwerpen aan het licht te brengen, zoals bijvoorbeeld dit verhaal over de menselijke verbeelding. Zonder van tevoren foto’s of tekeningen op te zoeken, en enkel op basis van bovenstaand artikel, heeft Anouschka de quagga geïllustreerd. Zie Kopfkino Illustration voor meer van haar werk.

Reinier Spreen is de neerlandicus die het verhaal van de quagga door middel van een literaire verkenning en zonder wetenschappelijke pretenties in een schitterend en informatief boek heeft weergegeven. Voor dit artikel is dan ook veel gebruik gemaakt van ‘ Monument voor de quagga’.

2 views0 comments

Related Posts

See All

Comments


bottom of page