Het burgerweeshuis in Monnickendam is tot een vergaderzaal getransformeerd en in het Goudse Weeshuis heeft de Openbare Bibliotheek intrek genomen. Het bestuur van de Universiteit van Amsterdam is gevestigd in het gebouw waar tot aan de tweede helft van de twintigste eeuw de katholieke weesjes werden opgevangen. In 1959 sloot het laatste weeshuis in Nederland, omdat er steeds minder ouders overleden door de verbeterde hygiëne en levensomstandigheden. Wezenzorg in Nederland valt sindsdien onder de paraplu van Jeugdzorg of – als je geluk hebt – nemen nabestaanden de zorg op zich.
Tekst /// Katarina Schul
Beeld /// Lotje van den Dungen
Tegenwoordig wordt er bij wezenzorg voornamelijk gedacht aan kinderen buiten de westerse wereld: kinderen in armere landen. Gelukkig wordt er aandacht aan hen besteed, dat is broodnodig en er is nog lang niet voldoende van. Ook al hebben de Nederlandse weeshuizen enkel nog doeleinden die niet gerelateerd zijn aan hun geschiedenis, toch zijn er nog steeds duizenden wezen in Nederland. In 2013 verloren 6.500 minderjarigen een of beide ouders en waren er in totaal ruim 34 duizend (half)wezen in Nederland. Wie zijn dat dan?
Populaire beelden van de ‘westerse’ wees in films, boeken of sprookjes zijn nogal achterhaald. Het gaat vaak om ongelukkige en armzalige kinderen, meestal meisjes (musicalster Annie of het meisje met de zwavelstokjes) en recentelijk zelfs meisjes met moordzuchtige verlangens (de horrorfilm Orphan uit 2009). In het geval van jongens zijn wezen einzelgängers met eventueel magische krachten (Batman, Harry Potter of Ciske de Rat). Deze figuren zijn niet representatief voor de ruim tienduizenden (half)wezen in Nederland.
Laat me je een realistischer beeld van een halfwees schetsen: ikzelf. Op vijftienjarige leeftijd verloor ik mijn vader en sindsdien krijg ik 23,50 euro per maand halfwees-uitkering. Ik heb nooit gedacht dat ik een uniek geval was, want er waren zoveel kinderen om me heen die ook nog maar één ouder hadden. We hadden het er op school of met vrienden alleen nooit over. Terugblikkend op deze tijd denk ik dat er zoveel meer voor mij en de andere (half)wezen gedaan had kunnen worden dan deze twee maandelijkse tientjes.
Het is inmiddels uit verscheidene onderzoeken gebleken dat kinderen in weeshuizen een verhoogd risico hebben op leerachterstanden en sociale of angststoornissen. Een openbaar weeshuis is dan ook geen wenselijke vorm van wezenzorg meer. Ten gevolge van de sluiting van weeshuizen zijn wezen en de problemen die zij ervaren echter wel onzichtbaar geworden in de samenleving. Dit is kwalijk voor deze kinderen, omdat zij op deze manier leren een masker voor te houden en zo snel mogelijk over te gaan tot de normale orde van de dag. Deze orde is natuurlijk cruciaal voor een kind om weer op te pakken, maar soms heeft een wees daar wel degelijk hulp bij nodig.
De hulp wordt in Nederland tegenwoordig voornamelijk aangedragen door Jeugdzorg, maar meerdere partijen kunnen een steentje bijdragen. Daarom pleit ik nu, als een van deze duizenden (half)wezen in Nederland, dat het tijd is de stilte rondom deze kinderen te verbreken. Onderwijzers, nabestaanden, vrienden: weeshuizen zijn passé, maar wezenzorg is van iedereen en alle tijden.
Kommentare