De horeca komt er in het nieuws vaak slecht vanaf als het om drugs gaat. Zo publiceerde de NOS het artikel ‘De fooi werd in coke uitbetaald en onder de snijmachine gelegd.’ Cocaïne zou zijn hoogtij vieren in de horeca waar elke kok coke op zak zou hebben. Maar is de horeca echt zo’n Scarface-achtige wereld? Een andere verslaving, in vloeibare vorm, lijkt echter veel vaker voor te komen.
Tekst: Mark Schaap
Beeld: Sammy Stasse
Tom Bart, preventiewerker bij verslavingsinstantie Jellinek, en Trees van Kleimwee, die acht jaar coach counselor nabehandeling was bij verslavingsinstantie Solutions, vertellen beiden dat koks een risicogroep zijn omtrent drank- en drugsverslaving. ‘Cijfers over drank en drugsgebruik per beroep hebben we niet vanwege privacy redenen,’ vertelt Tom Bart, ‘we kunnen alleen schattingen maken vanuit anekdotische verhalen’. Wat wel overduidelijk is, is dat niet drugs, zoals cocaïne, maar alcohol de grootste verslaving is onder koks. ‘Vaak komt coke er later pas bij.’
Sander, de kok die niet meer drinkt
Op een half doorgezakte rode chesterfieldbank gaat Sander zitten, een man van begin dertig. Op zijn grijze koksbuis zijn de eerste vlekken van de dag te zien. Om zijn broekspijpen droog te houden heeft hij ze in zijn kleurrijke Happy Socks gestoken. Het is nu even rustig in de keuken. ‘Mensen hebben geen flauw idee wat er allemaal bij komt kijken’, zegt hij.
Nu gaat het goed met hem, maar dat was een tijdje geleden wel anders. Sander heeft zichzelf bij Jellinek gemeld vanwege overmatig alcoholgebruik. ‘Voor mij persoonlijk was daarvoor de reden dat ik het anders niet trok. De lichamelijke vermoeidheid onderdrukte ik door te drinken. Normaal moet je, pak hem beet, twaalf uur op je benen staan. Er is geen rustig moment. In andere bedrijfstakken zijn er gewoon regels. Je luncht tussen twaalf en één, je moet om negen uur op je werk zijn, je neemt je eigen lunch mee. Hier zijn geen regels. Daarnaast is de toegang tot drank heel makkelijk, je weet waar alles staat. Je gaat denken: nu mag ik drinken want ik heb dit bereikt, of nu mag ik drinken want de mensen zijn blij.’ Sander schenkt twee glazen spa rood in en zet ze op tafel. ‘Van alle mensen waar ik mee heb gewerkt heeft vijftig procent denk ik wel een probleem met alcohol en of drugs vanwege het beroep. Bij tien procent van de restaurants waar ik werkte zag ik coke. Ik zie het nog steeds heel veel om me heen.’
Mike, de kok die altijd lacht
Mike, een goed geknipte jonge gast, draait de deur van het slot en stapt zijn eigen restaurant in. Een minuut of twee later zet hij met een brede glimlach twee kopjes koffie op tafel en gaat opgewekt op zijn stoel zitten. ‘Ik ben iemand die altijd positief denkt, misschien is dat wel m’n redding.’
Mike vertelt dat koks een risicogroep zijn vanwege de belachelijk lange werkdagen. ‘Dan gebruik je om maar op je benen te blijven staan. Ik heb gewoon mazzel dat ik flinke ADHD heb. Ik kan makkelijk door blijven gaan. We hebben hier periodes gehad dat we zeven dagen in de week tot zeventien uur per dag aan het werk waren. Dat hakt er wel in. Ik ben gelukkig net niet op het punt gekomen dat ik eraan onderdoor ging. Het is eigenlijk te veel om te vragen van een mens.’
Welke regels?
Naast de enorme werkdruk die beide koks benadrukken, benoemt Trees van Solutions nog een andere reden. ‘Ik denk dat het met de cultuur binnen het restaurant te maken heeft. Er wordt sowieso meer gebruikt maar het ligt eraan waar er meer of minder controle op is. En alles is er gewoon.’
‘Het gebruik per bedrijf is wel verschillend’, vertelt Mike. ‘Bij de meeste krijg je twee sluitdrankjes en daarna moet je betalen. Bij sommige is het meer van: we zijn klaar, we gaan zuipen. Dat ligt ook een beetje aan de huisregels. Het moment dat er weinig restricties of regels zijn denk ik dat het eerder uit de hand loopt. Er zijn ook altijd mensen bij die meegaan maar niet drinken. Per geval is het heel erg verschillend. Maar je bent er constant door omgeven. Je hebt een tapsysteem staan. Ik ben klaar met werken en denk “lekker biertje drinken”. Als je een hele goede avond hebt gehad is het een beloning en als je een kut-avond hebt gehad is het een troostprijs.’
Welke grenzen?
In een vorig restaurant waar Mike werkte, werd er niet naar zijn inbreng en zijn grenzen geluisterd, terwijl de werkdruk steeds hoger werd. ‘Dat is het dichtste bij een depressie dat ik ooit ben gekomen. Ik stond niet achter het gene wat er gebeurde, ik maakte bizarre uren en er werd steeds meer van me verwacht. Ondertussen zat ik nog steeds op minimumloon.’
Ook naar Sander werd niet geluisterd. ‘Voor mij was het moment dat ik meer ging drinken toen men niet naar me wilde luisteren. Wanneer je aangeeft dat het te veel is; dit kan niet. Het valt niet te bolwerken en dan zegt iemand “nee je moet het toch”. Dan moet je. Dan ga je over je eigen grenzen heen.’ Sander is naar Jellinek gestapt toen zijn relatie begon te leiden onder zijn drankgebruik. ‘Gelukkig was er op dat moment niemand die me coke of pep heeft aangeboden. Dan zat ik niet hier met jou op deze bank.’
Het is er wel
Zit er dan toch een waarheid in de Scarface-achtige verhalen? ‘Ik kende een restaurant waar coke na sluit op tafel werd gemieterd zo van “hoppa hier, beloning”. Maar dat bestaat niet meer. Ik heb wel een aantal jongens bij mij in de keuken gehad die naast alcohol ook drugs gebruikte, vooral pep en coke. Dat heb ik in extreme mate zien gebeuren tot in de schuldsanering aan toe.’
Ja, er wordt in de horeca coke gebruikt, soms tot in extreme mate. Maar daardoor moet er niet vergeten worden dat een drankverslaving onder restaurantpersoneel nog veel vaker voorkomt. Concrete cijfers zijn er niet, maar het valt op dat de verhalen van Sander en Mike raakvlakken hebben. Beide zijn gelukkig goed terecht gekomen na een periode van enorme tegenslag. Helaas kan dat niet voor iedereen gezegd worden. ‘Ik ken jongens die nooit meer successen kunnen behalen in hun leven’, sluit Sander af.
Om privacy redenen zijn de namen van Sander en Mike in dit stuk gefingeerd.
Comments