Tekst // Sammy Stasse
Beeld // Robin Stark
Geconcentreerd kijk ik naar het het schreeuwende schilderij van Edvard Munch. Ik probeer mij te verplaatsen in de overweldigende angst dat het vreemd ogende mannetje lijkt te overmeesteren. Langzaam maar zeker komt er een herinnering opborrelen. Schuifelend loop ik hand in hand door de duinen en kijk ik gespannen naar het donkere bos dat dichterbij komt. Het is niet écht eng, vertel ik mijzelf bij elke stap die ik zet. Er kraakt een tak onder mijn voet en mijn hart maakt een sprongetje. Zo’n sprongetje dat je voelt landen in je keel, moeizaam doorslikt en vervolgens afzakt naar je gespannen maag. Mijn klamme hand wordt krampachtig vastgehouden door mijn vriendinnetje en ik besef dat er geen weg meer terug is. Het is pikdonker en in het bos zullen onze kampleiders verstopt zitten om ons te laten schrikken. We volgen de witte lintjes, die in het duistere bos de enige lichtpuntjes zijn. Het bos wordt steeds dichter en de koude bladeren strelen langs mijn armen. Ik weet het zeker. Daar achter die boom staat iemand. We gaan langzamer lopen en ik bereid me voor om te schreeuwen.
Daar in het bos was de eerste en laatste keer dat ik het uitschreeuwde van angst. Het volgende jaar dat ik naar het kinderkamp ging, deed ik niet meer mee aan het spel. Ik had besloten veilig op het kampterrein te blijven, bij het kampvuur met een warme kop chocolademelk. Ook heb ik mij afzijdig gehouden van andere potentiële schreeuw situaties. Horrorfilms, spookhuizen; ik blijf er liever ver vandaan. Ik heb wel vaak nachtmerries, maar op de een of andere manier lukt het dan nooit om te schreeuwen. Dan trek ik mijn mond open, maar er komt geen geluid uit.
Ik vraag me af of het bekende schilderij van Munch bij anderen ook zulke herinneringen oproept. Hoe langer ik naar het schilderij staar, hoe gefrustreerder ik raak. Ik wil het horen schreeuwen, ik wil dat het iets in mij wakker maakt. Maar het blijft stil. Opeens schiet mij iets te binnen van de slaapverwekkende kunstgeschiedenislessen van vroeger. Het was niet de man die schreeuwt, maar zijn omgeving. De omringende natuur is als een duizeling en schreeuwt naar het kleine mannetje, dat angstig de handen voor zijn oren houdt.
Maar de natuur kan niet schreeuwen, en schilderijen ook niet. Misschien houdt de man daarom wel zijn handen voor zijn oren, om zich af te sluiten voor het geluid van holle, nagalmende voetstappen in het koude museum. Het beleefde gefluister en het opdringerige, maar verontschuldigende geklik van camera’s. Ik zou eens naar Oslo moeten gaan om voor het schilderij te gaan staan en nog eens voluit al mijn angsten eruit te schreeuwen, net zoals toen in het bos. Mijn gevoel zegt dat het schilderij stilzwijgend de perfecte reactie op mijn schreeuw zou geven. En de andere museumbezoekers? Misschien veranderen zij wel in het schilderij met hun oren dicht voor mijn geschreeuw.
Comments