Tekst: Isa Kistemaker
Beeld: Rozan Snoek
Op de fiets begint de realisatie: er gaat zometeen iemand een stuk metaal in mijn arm prikken. Het is eigenlijk niet eens zozeer de pijn die mij zo bang maakt dat ik wit wegtrek. Wat het dan wel is wat die angst oproept, zal ik je helaas ook niet kunnen vertellen; dan had ik het wellicht al kunnen verhelpen. Met een rolletje Dextro in mijn tas, rijd ik de NDSM-werf op. De plek waar ik normaal naar de markt ga of de hele nacht sta te feesten, lijkt nu ineens veel grimmiger. Ik voel me misselijk. Had ik dan toch maar ‘ja’ gezegd toen mijn moeder vroeg of ze met me mee moest.
Als ik vraag of ik liggend geprikt mag worden, kijkt de vrouw achter het glazen schermpje me, tegen mijn verwachtingen in, niet verbaasd aan. Ik ben blijkbaar niet de enige met prikangst, of zoals de doktoren het noemen ‘belonefobie’, die vandaag een vaccinatie komt halen. Uit een onderzoek van angst- en trauma centrum IPZO is zelfs gebleken dat zes miljoen Nederlanders last hebben van deze angst. Ik weet nog goed hoe bij het halen van de gele koorts prik een bijna twee meter lange en evenzo brede, vol-getatoeëerde man bijna huilend het kamertje van de dokter uit kwam lopen. Toen ik aan de beurt was, zei de dokter geruststellend dat ook deze man een beetje bang was voor naalden en dat het dus helemaal niks was om je voor te schamen. Ik kreeg de tip dat ik vooral maar niet moest kijken en wat suiker naar binnen moest werken. Maar de tips mochten niet baten en ik viel - net zoals altijd - flauw.
Altijd werd mij verteld door volwassenen dat ik op een gegeven moment vanzelf uit deze angst zou groeien. Het gekke is dat ik bijna overtuigd was geraakt van deze belofte aangezien ik zonder problemen een tatoeage had laten zetten. Bij het zetten van een neuspiercing ging het echter weer finaal mis. Terwijl ik de hand van een vriendin, die mee was voor mentale steun, bijna fijn kneep, jaste de piercer de naald door mijn neus. Het begon met de misselijkheid. Vervolgens klonk alles om mij heen alsof ik steeds verder onderwater zonk. Nog net wist ik uit te brengen dat ik ging flauwvallen - ik ben inmiddels een professional in aanvoelen wanneer dit gebeurt - voordat het zwart werd voor mijn ogen. Toen ik wakker werd, droop het zweet van mijn gezicht. Tegelijkertijd had ik het zo koud dat ik niet kon stoppen met rillen. Het engste was - en dit had ik nog nooit eerder meegemaakt - dat ik geen idee had wie de mensen waren die over me heen hingen, laat staan dat ik wist waar ik was. Achteraf hoorde ik van mijn vriendin, die dacht dat ze alleen maar mee was om wat geruststellende woorden uit te spreken, dat mijn ogen in hun kassen waren gerold en dat ik stuiptrekkend op het bankje van de piercer heb gelegen. Met deze ervaring nog vers in mijn geheugen stond ik afgelopen zomer met knikkende knietjes op de NDSM-werf voor het halen van mijn coronavaccinatie. Gelukkig ben ik dit keer bij bewustzijn gebleven.
Met opgeheven hoofd liep ik naar buiten. Nogmaals verlangde ik dat mijn moeder erbij was. Maar dit keer om te zien hoe stoer ik wel niet was geweest. Is dit het dan? Ben ik dan nu echt van mijn belonefobie af? Nog steeds ontwijk ik naalden alsof het muggen zijn maar misschien hadden zij die hadden voorspeld dat ik uit deze angst zou groeien dan toch gelijk of heeft het simpelweg geholpen dat ik dit keer op mijn rug lag. Hoe graag ik het ook zou willen weten, ik heb het antwoord op de vraag hoe je van prikangst afkomt, nog steeds niet. Het enige advies wat ik iemand met belonefobie kan geven is: zet nooit, maar dan ook nooit, een neuspiercing.
Comments