Tekst: Tess Zondervan
Beeld: Harriet Smith
Als we sagen en legenden mogen geloven, gebeuren er wonderlijke dingen in ons kikkerlandje. Bovennatuurlijke krachten veroorzaken onverklaarbare taferelen, waardoor magie misschien toch niet helemaal uit te sluiten valt. Heksen, spoken, zeemonsters en goden omsingelen onze dijken en zeeridders bewonen de voormalige Zuiderzee. Onheil ligt altijd op de loer, zeemeerminnen vormen toeristische attracties en schepen kunnen zeilen zonder wind. Welkom in de fascinerende wondere wereld van Nederland in het jaar kruik.
In de rijke geschiedenis van Nederland zitten duizenden volksverhalen verscholen. Velen daarvan werden verteld rondom de mysterieuze voormalige Zuiderzee. Zowel schriftelijke als mondelinge overleveringen geven ons vandaag de dag de eer een staartje mee te pikken van de verhalen van toen. Volksverhalen, sprookjes, sagen en legenden konden de merkwaardigheden van mysterieuze plekken en gebeurtenissen verklaren. Ze konden onze voorouders waarschuwen voor gevaren en hen wijze levenslessen bijbrengen. Helaas werd lang niet alles opgeschreven. Vele verhalen verdwenen in de eeuwigheid. Pas in de negentiende eeuw bloeide de wetenschappelijke en folklorische belangstelling op, nadat de gebroeders Grimm hun eerste sprookjes en sagen publiceerden. Door het grondige speurwerk van volksverhaalverzamelaars kennen we tegenwoordig verhalen die zo oud zijn als de middeleeuwen. Wat er werkelijk van waar is zullen we nooit weten, maar de verhalen hebben wel degelijk bestaan en zijn door de eeuwen heen verteld en gevormd. Gelukkig zijn ze niet allemaal met het einde van de Zuiderzee ten onder gegaan.
Onderzeese zonden
Diep onder de golven bedolven liggen grafstenen die de lang-overledenen bedekken. Je vindt ze tussen Urk en Schokland. Of beter gezegd: je vindt ze er niet meer, want de stenen zijn van oude tijden; tijden die al lang vergeten zijn. De zonden zijn dat echter niet. De legende van de Nagele vertelt over de ruïnes van een mysterieuze, vergane stad, waar de inwoners van eeuwen geleden rusten. De Nagele is een duistere, ongelukkige plek, vervloekt door zonden. Dat alles komt door die éne avond in de herberg op Emmelerwaard. Er werd gedronken, veel gedronken, en een aantal mannen begon boze woorden naar elkaar af te schieten. De woede borrelde op en werd van kwaad tot erger, totdat er messen getrokken werden. Twee ruige, rood-behaarde mannen gingen elkaar te lijf en niemand moest het wagen tussenbeide te komen. De moordlust brandde in hun ogen. Toch was er één persoon die probeerde de twee uit elkaar te drijven: de pastoor. Hij was gewaarschuwd over de gewelddadige praktijken in de herberg en wilde een slechte afloop voorkomen. Hij hief zijn handen richting de hemel en riep boven het vecht-rumoer uit: ‘Geen moord en doodslag om Godswil, geen moord en doodslag! Laat af van het mes! Zonde is het, zonde!’ Het optreden van de pastoor maakte de vechtende mannen door het dolle heen en nog voordat hij uitgesproken was werd zijn hart doorboord door een vlijmscherp mes. De pastoor stortte ter aarde, maar voordat zijn geest naar de hemel dwaalde riep hij met grote stem dat de Nagele zou vergaan. Hij zei dat de zee de stad zou verzwelgen en dat de vissers hun netten zouden scheuren aan de stenen. Daarna sloot hij voor eeuwig zijn ogen. Urker vissers hebben eeuwenlang beweerd dat de straf op de zonde is gevolgd. Zij hebben hun netten aan stenen gescheurd en bij laag tij zelfs brokstukken naar boven gevist. De rest van de Nagele is vergeten, maar de zonden hebben hun beloop.
De meermin uit het meer
Heb je ooit gehoord over de zeemeermin die in het Noord-Hollandse Edam tot mens gemaakt werd? Het was in de herfst van het jaar 1390 toen een afschuwelijke storm het water van de Zuiderzee meedogenloos op haar kusten liet inslaan. Tijdens donkere, stormachtige nachten konden de dijken de zee soms niet meer tegenhouden, waardoor stormvloeden de lage landen overstroomden. Angstig en gehaast werden mens en vee dan naar de kerken gedreven, waar de koeien de razende storm weerwoord probeerden te loeien. Ook in Edam gebeurde dit. Het water sloeg een gat in de dijk en klotste in volle vaart het Purmermeer in. Met de woeste watervloed mee, dreef een wonderlijke, wilde zeevrouw het meer in. Ze was bedekt met zeeplanten en zeewier was permanent in haar haren verstrengeld geraakt. Waterviolieren en doorns waren aan haar huid vergroeid. Iedere dag zwom ze heen en weer in het meer, vond ze voedsel op de bodem en zocht ze tevergeefs naar een veilige schuilplaats. Ze jengelde en klaagde haar nood en zocht wanhopig naar een uitweg uit het Purmermeer, maar al snel verdween die hoop. De Edammers hadden direct de handen uit te mouwen gestoken en het gat in de dijk gedicht.
Wie weet hoe lang de meermin al in het meer vertoefde, toen ze op een dag werd opgemerkt door een groepje melkmeisjes die met hun schuitjes onderweg waren naar het weiland om de koeien van hun melk te verlossen. Bij het aanzien van de zeevrouw keerden de meisjes als de wiedeweerga om. Toen ze in de dagen erna opnieuw met de zeevrouw geconfronteerd werden en ze tot de conclusie kwamen dat zij vooral zwalkte in haar eigen gejammer, vermanden de meisjes zich. Behoedzaam roeiden ze op haar af om haar van dichtbij te bekijken, maar de schuwe meermin wilde liever ver bij de meisjes vandaan blijven. De melkmeisjes werden steeds nieuwsgieriger en dreven de meermin met hun schuiten in het nauw, totdat er geen ontsnappen meer aan was. Met haar krachtige vissenstaart probeerde ze zich los te slaan, maar al spartelend en tegenwerkend werd ze toch op de schuit gehesen. Eenmaal uit het water was ze machteloos. Met tranen rollend over haar wangen liet de meermin zich meevoeren naar de kant, waar ze werd ontdaan van zeewier en planten en uitgebreid werd gewassen. Ze werd in een rok en jak gestoken en kreeg mensenvoedsel voorgeschoteld. Smachtend verlangde ze naar een lekker visje, maar dat stond niet op het menu. Erom vragen kon ze ook niet, want ze kon de Edammers niet verstaan.
Langzamerhand liet de tijd haar wennen aan haar nieuwe leven op het land, maar haar diepe verlangen naar de zee bleef knagen. Ze wilde niets liever dan het grijsgroene water in springen en duiken in de schuimende golvenkoppen. Dat zat er niet in, vooral niet toen ook de rest van Nederland hoogte kreeg van de merkwaardige verschijning in Edam.
Van heinde en verre kwamen mensen naar het stadje afgereisd om de meermin met eigen ogen te zien. Iedereen probeerde met haar te praten, maar de mensentaal is de meermin nooit machtig geworden. Ook in de stad van Heer Lem had men gehoord van de vangst van de Edammer melkmeisjes, en een aantal deftige Haarlemmers vond dat zo’n meermin hun chique stad wel zou sieren. Ze klopten aan bij het huisje waar de meermin verbleef en eisten haar op voor hun aanzienrijke stad. De Edammers durfden zulke deftige mensen niet te weigeren en met pijn in hun hart lieten ze de meermin gaan. In Haarlem leerde de zeevrouw te spinnen en toen ze dat eenmaal onder de knie had draaide het spinnewiel dag en nacht. Haar brandende heimwee naar de zee is nooit gedoofd, maar wel is de meermin zodanig vermenselijkt dat ze aan het einde van haar verhaal op een begraafplaats is berust.
Wind te koop
‘Wie aan boord fluit, moet de botter uit.’ Deze uitspraak zal menig visserman bekend in de oren klinken. Fluiten is namelijk een verzoek om wind. En wie om wind vraagt, verzoekt het opperwezen. Eeuwenlang werd hier steevast in geloofd. Een echte visser zou het niet in zijn hoofd halen om een deuntje te fluiten op een windstille dag. Het zou respectloos zijn naar de Heer, want weet Hij niet als de beste wanneer er wind gestuurd moet worden? Weet Hij niet wat goed en wat slecht is voor de mensen? De visser zal moeten afwachten wat er over hem heen zal komen. Komt er wind, dan zal hij zeilen. Blijft het zo glad als een spiegel, dan zal hij moeten blijven dobberen en wachten tot het waaien gaat. Van oudsher hebben vissers wel om wind gevraagd, maar dat zou enkel ongeluk gebracht hebben. Men ging vroeger zelfs nog een stap verder. De vissers floten niet alleen om de wind op te roepen, ze ‘kochten’ ook ‘een cent wind’. Dat hield in dat een visser bij langdurige windstilte de verleiding niet kon weerstaan om met een cent aan de mast te krabben, om vervolgens de munt in zee te gooien. Dit zou de koopsom zijn voor de wind. Het kopen van een cent wind was uit den boze en zou, volgens het volk, vroeg of laat gestraft worden.
Zo vond er op een dag een onbegrepen wonder plaats. Een dappere zeeman die eens een cent wind kocht, is op mysterieuze wijze overboord geraakt en verdronken. Toen zijn lichaam door de Enkhuizer vissers aan boord werd getrokken, gebeurde er iets onverklaarbaars. Het schip met het lijk aan boord begon opeens veel sneller te zeilen dan de andere botters. Zelfs toen de wind wegviel en de zeilen van alle botters zielig in een briesje dwarrelden, ging de botter met de dode man met een noodgang op de haven af. Lang voordat de andere schepen in zicht waren, is de botter met de verdronken zeeman veilig en wel in de haven aangemeerd. De Enkhuizer vissers beweerden dat dat kwam doordat de verdronken man graag naar zijn graf wilde. Het mysterie zal tot heden ten dage een mysterie blijven, maar één ding moge duidelijk zijn: een zeeman moet een verzoek om wind niet in de wind slaan, want dat zal onheil brengen.
In de dreigende donkerte van de nacht of onder een hoopvolle hemel vol sterren werden de verhalen generaties lang verteld. Het waren tijden waarin televisies, Wi-Fi en smartphones ons nog niet af konden leiden en vermaak een andere vorm aannam. Toch zijn vele verhalen actueler dan je zou denken. Eeuwenoude verhalen zijn namelijk, bewust of onbewust, met onze eigen kindertijd verbonden. Ze sturen de lessen die we leren en begeleiden ons naar moreel en goed gedrag. Als je denkt dat de mensen gek geworden waren door in volksverhalen te geloven, ben je dat misschien zelf ook wel. Ons rationele brein is altijd op zoek naar verklaringen. Maar onverklaarbare taferelen leiden soms tot onverklaarbare verklaringen. Bovendien zal een extra snufje fantasie onze wereld vast geen kwaad doen.
コメント