Alumnionderzoek Universiteit van Amsterdam
Een interview met alumnus Masja Cohen Boaz Krone, Jorrit Blonk en Christine Yan
Masja Cohen studeerde in 1999 af als antropoloog aan de Universiteit van Amsterdam met een doctoraalscriptie naar joodse identiteit op Curaçao. Sindsdien heeft ze gewerkt voor organisaties als Vluchtelingenwerk, Amnesty International en de Gemeente Amsterdam. Masja werkt sinds juni 2021 als senior-adviseur bij een adviesbureau waar ze specifiek vanwege haar antropologische achtergrond is aangenomen. Boaz Krone, zelf net klaar met zijn Bachelor antropologie, sprak Masja over haar studietijd en carrière na haar afstuderen.
Je bent afgestudeerd in 1999. Hoe zag de studie er in die tijd uit?
Antropologie was echt wetenschap. Dat we nu applied studies hebben was er toen nog niet. Die link naar de arbeidsmarkt wordt nu echt meer gemaakt: er wordt nu, meer dan toen, geanticipeerd op het feit dat het merendeel van de studenten uiteindelijk buiten de universiteit terecht komt.
Hoe was de tijdsgeest tijdens jouw studiejaren?
Het was voor mij als meisje uit het dorp eerst wel even wennen aan het begin. Ik vond het een heel activistisch zooitje, maar uiteindelijk ben ik me gaan thuis voelen bij dit kleine clubje. Wij voerden actie en waren heel actief betrokken bij het onderwijs. Wat ik me verder vooral herinner is dat we veel moesten schrijven. Veel lezen en papers schrijven.
Waar kwam je terecht na je afstuderen?
Voor mijn afstuderen deed ik onderzoek naar joodse identiteit op Curaçao. Tijdens het schrijven was ik al begonnen als vrijwilliger op de afdeling vluchtelingen bij Amnesty International. Als ‘landenspecialist West-Afrika’ hielp ik advocaten bij asielzaken door ze te voorzien van extra informatie over West-Afrikaanse landen.
Hoe was het om vanuit de antropologiewereld in die wereld terecht te komen?
Er zaten allemaal studenten waardoor het eigenlijk een heel veilige stap naar de werkende wereld was. Maar ik moest op een gegeven moment betaald werk gaan doen. Gelukkig kreeg ik een baantje aangeboden bij Amnesty: ik mocht persvoorlichter zijn. Dat was de eerste serious business waarin ik moest leren concurreren, positie innemen en omgaan met jaloezie. Dingen die ik niet geleerd heb tijdens mijn studie. Dat was nieuw en leuk.
Kan je kort je carrière beschrijven van toen tot nu?
Na Amnesty heb ik eerst nog gewerkt bij het Universitair Asiel Fonds (UAF), daarna bij Vluchtelingenwerk, en uiteindelijk kwam ik terecht bij het Meldpunt Discriminatie Amsterdam. Dit was erg interessant. Hier behandelde ik klachten van mensen die zich gediscrimineerd voelden of daadwerkelijk werden gediscrimineerd. Ook behandelde ik klachten van inburgeraars over het verplichte inburgeringstraject. Op een gegeven moment behandelde ik telkens weer dezelfde klachten en dacht ‘dit is een structureel probleem’. Het waren de weeffouten in het inburgeringsbeleid waardoor ik allemaal dezelfde klachten van verschillende mensen ontving. Ik wilde meer doen dan deze individuen helpen. Ik wilde invloed uitoefenen op het beleid. Ik besloot een brief te schrijven naar een wethouder van de gemeente Amsterdam en werd aangenomen op de afdeling inburgering.
Antropologie heeft mij tijdens mijn professionele traject veel geholpen: het gaf me richting aan hoe te denken over de wereld, over anderen, en hoe je daar mee om moet gaan. Ik heb me altijd ingezet voor een rechtvaardige samenleving waarin iedereen gelijkwaardig mag zijn. Ik werd binnen de gemeente ook een beetje als luis in de pels gezien. Toen ik daar net begon met werken was het niet gangbaar om te toetsen bij de mensen buiten of het wel zinvol was wat jij daar in de gemeente aan het bedenken was. Ze hoorden me alweer vragen daarbinnen: ‘Wat vinden de jongeren daar zelf eigenlijk van?’ Ik wil altijd ‘vanuit buiten’ blijven denken, anders kan ik mijn werk niet goed doen. Ik heb me dan ook voorgenomen om nooit een echte ambtenaar te worden.
Hoe ben je vanuit de gemeente terecht gekomen bij je huidige werk?
Werken bij de gemeente was erg comfortabel, maar ik liep te veel tegen de muren van traagheid en bureaucratie aan. Ik ging vanuit het Meldpunt Discriminatie Amsterdam naar de gemeente omdat ik voor meerdere mensen tegelijk iets wilde betekenen, maar ik kreeg steeds meer het gevoel dat ik vanuit de overheid niets wezenlijks kon waarmaken. Naar mijn idee komt de overheid door overregulering van de samenleving steeds verder van de mensen af te staan.
Ik werd gevraagd om bij het adviesbureau te komen werken en dat heb ik gedaan. En nog steeds twijfel ik. Nu word ik ingehuurd door overheden
en denk ik ‘ja, wat is er nu precies anders dan bij de gemeente?’ Nou vind ik het wel heel spannend om te werken aan zoiets als de toeslagenaffaire. Ik zit er nu echt met mijn neus bovenop: hoe dat dan gaat met zo’n staatssecretaris en de invloed van de Kamer en het ministerie.
Je hebt in 2020 ook een boek uitgebracht samen met Laurens Bakker en Walter Faaij, Antropoloog gezocht. Wat was je missie?
Iets brengen aan studenten dat ik zelf gemist heb. Het gewoon concreet maken: wie ben je, wat kan je als antropoloog, en waar kom je terecht op de arbeidsmarkt? Ik denk dat ik het heel fijn had gevonden om zo’n boek te hebben gehad tijdens mijn zoektocht hiernaar. Ik liep met vragen als ‘God, wat word je daar nou in godsnaam mee? Hoe vertel ik wat ik kan als antropoloog?’ Ik hoop huidige studenten antropologie daarmee een beetje geholpen te hebben.
Hoe draagt antropologie bij aan het werk dat je nu doet?
Als je antropologie hebt gestudeerd kan je de wereld niet meer anders zien dan als door je antropologische bril. Dus mijn werk is ermee doordrenkt. Door mijn opleiding wil ik echt het gevoel hebben dat ik een wezenlijke bijdrage lever aan de samenleving. Ik weet nog niet zeker of ik het ga vinden, maar ik blijf zoeken. Zo blijf je je ontwikkelen en zo blijf je bewust van de keuzes die je maakt in je leven. Werk is daar een behoorlijk onderdeel van, dus dan moet het er wel toe doen.
Antropologie groeit ook mee in de ontwikkeling van je carrière. Eerst was ik me niet zo bewust van mijn antropologische manier van kijken. Ik zag dingen en sprak me daarover uit. Zo ontstond het beeld van mijzelf als ‘de luis in de pels’. Maar steeds meer leer ik dat ik een toegevoegde waarde heb als antropoloog met die antropologische bril. Nu ik me er bewust van ben, kan ik ermee spelen in mijn werk en dat is echt leuk.
Antropologie heeft daardoor een nóg grotere waarde voor mij dan voorheen.
Hoe hoop je dat het werkveld er over 10 jaar uitziet voor antropologen?
Er zijn op dit moment in de wereld een hoop grote vraagstukken: klimaatverandering, vergrijzing in het westen, polarisatie, digitalisering. Alles heeft te maken met hoe mensen zich gedragen. Als je daar iets mee wilt, kun je als antropoloog natuurlijk een fantastische bijdrage leveren. Je moet eerst van binnenuit begrijpen waarom mensen doen wat ze doen om mensen in beweging te kunnen krijgen (iets anders te gaan doen). Dat is nou precies wat antropologen heel goed kunnen.
Meer weten over het boek ‘Antropoloog gezocht’? Kijk hier het programma in Pakhuis de Zwijger over de boeklancering terug.
Nederlandse versie ‘Antropoog gezocht’
‘Antropoloog gezocht’ is ook in het Engels verkrijgbaar: ‘Anthropologists Wanted. Why Organizations Need Anthropology’.
Comments