De economische en racistische wortels van overvolle Amerikaanse gevangenissen
Sinds 1980 is het aantal gevangenen in de Verenigde Staten (VS) met zo’n 500% toegenomen, terwijl het aantal misdaden juist is gedaald. Deze schokkende cijfers zijn niet enkel een indicatie van de Amerikaanse fascinatie met gevangenissen, maar vertellen een veel heftiger verhaal. Ze laten ons de gevolgen van de obsessies met ras en geld zien, die geworteld zijn in de Amerikaanse samenleving. Wanneer je het gevangenissysteem ontrafelt, wordt duidelijk dat slavernij in de VS nooit écht is afgeschaft.
Tekst: Roos Metselaar
Beeld: Rowan Meereboer
Op de plek waar vroeger de Angola Plantage te vinden was, staat nu Louisiana State Penitentiary, in de volksmond ook wel ‘the farm’ genoemd. Op foto’s van de gevangenis is een lange rij zwarte mannen met schoffels te zien. De mannen worden in de gaten gehouden door een witte man op een groot paard. Het beeld vormt een schrijnende overeenkomst met de slavernij die nog geen tweehonderd jaar geleden op dit terrein plaatsvond, vooral wanneer je weet dat de gevangenen onderweg zijn om onder andere katoen te oogsten. In de VS zijn honderden gevangenissen zoals ‘the farm’. Alleen al in de staat Californië kan je een route van zo’n negenhonderd mijl afleggen langs de stalen hekken van gevangenissen, ongeveer dezelfde afstand als van Amsterdam naar Florence. Langs de route zie je 33 mega gevangenissen en 57 kleinere gevangenissen. Het grootste deel van dit enorme aantal gevangenissen is gebouwd na 1984. In 2016 zaten van elke honderdduizend Amerikanen, 655 Amerikanen opgesloten. Ter vergelijking: in Duitsland waren dit op hetzelfde moment maar 77 van elke honderdduizend inwoners. Waarom is het aantal gevangenen in de VS sinds de jaren 70 en 80 tot zo’n enorm niveau gegroeid?
Zijn we kleurenblind?
De enorme obsessie van Amerikanen met gevangenissen begon tijdens de presidentschappen van Nixon en Reagan. Beide presidenten legden de focus op een drugsepidemie die Amerika in zijn greep hield en opgelost moest worden door een ‘oorlog’ tegen drugs. Het klinkt logisch dat een toename in het gebruik van drugs en de daaropvolgende strengere wetgeving van deze presidenten hebben geleid tot een toename van het aantal gevangenen. Toch is dit niet het hele verhaal. In deze verklaring wordt de toename van gevangenen gezien als een toevallige reactie op een toename in misdaad. De criminaliteitscijfers begonnen in de jaren 80 echter alweer te dalen, terwijl de strengere wetgeving en de bouw van nieuwe gevangenissen bleven toenemen.
Burgerrechtenadvocaat Michelle Alexander geeft in haar boek The New Jim Crow een nieuwe verklaring voor het fenomeen massa-opsluiting. Het opsluiten van zwarte Amerikanen is volgens haar een nieuwe vorm van racisme. Door middel van overheidsbeleid zouden zwarte Amerikanen bewust tot gevangenen gemaakt worden. Alexanders theorie klinkt misschien wat vergezocht. In eerste instantie lijkt het idee dat Amerikanen al decennia lang bewust worden opgesloten een complottheorie, en daarnaast: in de moderne samenleving zijn we toch kleurenblind? Vertelt de American Dream ons niet dat iedereen alles kan bereiken ongeacht de kleur van je huid? Als dat waar is, hebben al die gevangenen dan niet gewoon verkeerde keuzes gemaakt?
Racistische wetgeving
Michelle Alexander onderbouwt haar argument met een analyse van het Amerikaanse drugsbeleid sinds de jaren 70. In 1984 werd bijvoorbeeld de Sentencing Reform Act doorgevoerd, waarin voor veel misdrijven verplichte minimumstraffen werden vastgesteld. Deze minimumstraffen waren vooral van toepassing op geweldloze drugsmisdrijven. Ook werden nieuwe drugs illegaal gemaakt, waarvan crack cocaïne één van de belangrijkste was. Sinds de invoering van de Anti-Drugs Abuse Act in 1968 staat er op de verspreiding van vijf gram crack cocaïne een minimum gevangenisstraf van vijf jaar. Voor de verspreiding van cocaïne in poedervorm krijg je die straf pas bij vijfhonderd gram. Omdat crack cocaïne aanzienlijk goedkoper was, werd dit vooral gebruikt door de arme zwarte bevolking, terwijl rijkere witte Amerikanen vooral cocaïne in poedervorm gebruikten. Door dit verschil in wetgeving werden arme Amerikanen van kleur dus veel zwaarder gestraft voor hun drugsmisdrijven. Regelmatig werden deze straffen nog hoger door de zogenoemde ‘three strikes’-wetten, die ervoor zorgden dat een derde overtreding een hogere straf opleverde. Een klein, geweldloos delict kon in sommige gevallen zelfs leiden tot een levenslange gevangenisstraf.
In samenspel met, soms onbewuste, vooroordelen bij de politie en andere gerechtsambtenaren, hebben deze wetten een enorm aantal arme, met name zwarte gevangenen opgeleverd. Uit onderzoek van het Bureau of Justice Statistics blijkt dat één op de drie zwarte Amerikaanse mannen ooit in zijn leven in de gevangenis belandt. Voor een witte man is dit ‘slechts’ 6%. Zo’n gevangenisstraf heeft ook na afloop grote gevolgen. Amerikanen die eerder zijn veroordeeld voor drugsmisdrijven hebben bijvoorbeeld geen recht meer op overheidshulp, zoals voedselbonnen. Van sommige ex-gevangenen wordt ook permanent het stemrecht afgenomen. Het standpunt van Alexander klinkt na deze informatie minder extreem. Je zou inderdaad kunnen zeggen dat er sprake is van een nieuwe vorm van onderdrukking, die gelijkenis vertoont met het eerdere systeem van Jim Crow. Haar argument wordt nog aannemelijker als je kijkt naar wat soms het belangrijkste onderwerp in de Amerikaanse samenleving lijkt: geld.
Slavernij na 1865
Slavernij was nooit enkel een systeem van racistische uitsluiting, maar was ook een economisch systeem. Door slaven te gebruiken als vorm van goedkope arbeid verdienden de slaveneigenaren groot geld aan hun ‘bezittingen’. In 1865 werd de slavernij afgeschaft, maar het systeem verdween niet. Het convict lease system was een getransformeerde versie van dezelfde onderdrukking. Na de afschaffing van de slavernij werden ‘black codes’ ingevoerd, waarin voormalige slaven verplicht werden jaarlijkse arbeidscontracten te tekenen. Wanneer ze dit weigerden of werden betrapt op dakloosheid, kwamen ze in de gevangenis terecht. Die gevangenis kon de voormalige slaven vervolgens weer ‘uitlenen’ aan plantages. Door te werken, konden de gevangenen hun vrijheid terugverdienen, maar in werkelijkheid bleek dit vrijwel onmogelijk. Op deze manier werd er ook na de afschaffing van de slavernij nog geprofiteerd van goedkope slavenarbeid. Filosofe, schrijfster en activiste Angela Davis stelt dat hetzelfde nu gebeurt in Amerikaanse gevangenissen. Haar theorie, die zich vormt rondom het concept ‘penitentiair-industrieel complex’, is gebaseerd op het eerdere militair-industriële complex, een term die geïntroduceerd werd door president Eisenhower.
Het militair-industriële complex is een omschrijving voor de belangrijke rol van de oorlogsindustrie in de Amerikaanse economie tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Vlak voor de oorlog vond er een grote economische depressie plaats. Om economische groei weer aan te wakkeren investeerde de Amerikaanse overheid flink in de oorlogsindustrie. Tijdens de oorlog groeide de productie van wapens van 1% van het bruto binnenlands product naar ruim 40%. Het militair-industriële complex was de manier om de economische voordelen van de oorlog ook na de oorlog te behouden: de oorlogsindustrie werd voortgezet, met als argument dat de VS dan altijd klaar zou zijn voor een oorlog. Angela Davis beargumenteert nu dat dit systeem zich heeft ontwikkeld en dat gevangenissen ook onderdeel van het industriële complex zijn geworden: het penitentiair-industrieel complex.
Geld verdienen aan opsluiting
Als je naar de gevangenis als economisch systeem kijkt, zie je dat er in deze institutie veel kapitaal rondgaat. Zowel de bouw als het dagelijks functioneren van de gevangenis kan gebruikt worden om economische groei op gang te brengen. Ten eerste leveren de constructie en het onderhouden van de gevangenissen nieuwe banen op. Er moeten bedrijven worden ingeschakeld om het gebouw neer te zetten, maar ook om het schoon te houden, om voor het eten te zorgen en om de gevangenen te bewaken. Volgens sociaal-geografe Ruth Wilson Gilmore is de locatie van de gevangenissen dan ook niet toevallig. In haar boek Golden Gulag gebruikt ze de staat Californië als voorbeeld om te laten zien dat nieuwe gevangenissen vaak worden gebouwd op plaatsen waar eerder kapitaal is weggetrokken en veel werkloosheid is. Een nieuwe gevangenis betekent op deze plekken optimisme: het is een mogelijkheid om de economie weer op gang te helpen.
Naast de bouw en het onderhoud van de gevangenissen, bestaat er ook een industrie buiten de gevangenissen. Zo zijn er bedrijven die zich specialiseren in cadeaus voor gevangenen. Op de website van iCare kan je in een aantal stappen een gevangene in een Amerikaanse gevangenis vinden en vervolgens een cadeau sturen dat volledig voldoet aan de eisen van de gevangenis. Vaak zijn de pakketten op dit soort websites duurder dan in een normale winkel, maar familieleden van gevangenen hebben weinig andere keuze omdat veel gevangenissen niet toestaan dat bezoekers cadeaus meenemen.
Dit soort bedrijven verdienen flink aan deze gevangenis-industrie en dat komt niet alleen door de hoge prijzen, maar ook door een ander belangrijk onderdeel van het penitentiair-industrieel complex: de drie grootste bedrijven die dit soort cadeaupakketten leveren, waaronder het bovengenoemde iCare, hebben hele goedkope werknemers, namelijk de gevangenen zelf. Het bedrijf Union Supply Direct gaf in 2014 toe dat het gevangenen onder andere inzet voor het schoonmaken van vriezers en het in elkaar zetten van elektronica. Het jaarlijkse loon voor een gevangene die dit fulltime doet is 1248 dollar, een bedrag dat een Amerikaan, uitgaande van het minimumloon van $7,25 en een werkweek van veertig uur, eigenlijk in iets meer dan een maand zou moeten verdienen. Hier zit de maas in de Amerikaanse wet, waar bedrijven maar wat graag gebruik van maken: in gevangenissen geldt geen minimumloon. De Amerikaanse grondwet stelt dat slavernij strafbaar is, tenzij iemand is veroordeeld voor een misdaad. Het inzetten van gevangenen voor minder dan het minimumloon is dus hartstikke legaal. Volgens historicus Heather Ann Thompson verdienen gevangenen ongeveer tussen de 0,13 en 0,32 dollar per uur. De gevangenen die voor Union Supply Direct werken zou je dan dus nog ‘geluksvogels’ kunnen noemen.
Niet alleen bedrijven die direct verbonden zijn met de gevangenis-industrie maken gebruik van deze moderne vorm van slavernij. Zo zijn de Game Boys van Nintendo die je vroeger misschien wel hebt gebruikt, de uniformen van werknemers van de Amerikaanse McDonald’s en de koffiebonen van Starbucks ingepakt en gemaakt door gevangenen. Ook in de populaire netflix-serie Orange is the new black is gevangenisarbeid terug te zien: de vrouwen werken als naaisters voor het fictieve lingeriemerk Whispers. Wat weinig mensen weten, is dat deze verhaallijn is gebaseerd op een echte situatie. In de jaren 90 werd de lingerie van Victoria’s Secret gemaakt door bewoners van een gevangenis in South Carolina. Wanneer de gevangenen in de serie in een catalogus de prijzen zien van de lingerie die zij hebben gemaakt, zegt hoofdrolspeelster Piper: ‘And I get 45 cents to make them. It’s basically slave labor’. Ze heeft helemaal gelijk.
De beweging die pleit voor het hervormen van gevangenissen groeit. Presidentskandidaat Bernie Sanders gebruikt in zijn plannen zelfs de term penitentiair-industrieel complex, een term die voorheen vooral door activisten werd gebruikt. Hij pleit voor minder gevangenen en meer rechten. De vraag is echter of dit genoeg is. Ook de roep om het afschaffen van gevangenissen klinkt steeds luider. Ik denk dat het vooral belangrijk is dat we ons, ook in Nederland, afvragen: is het huidige gevangenissysteem wel de juiste manier om onze samenleving beter en veiliger te maken?
Comments