Tekst: Hannah Visser
Beeld: Sam van den Nieuwenhof
Mijn moeder bezoek ik niet veel. Ik heb het vaak te druk. Hoe de nieuwste HighSpeed contactlens werkt snapt ze niet, dus we hebben weinig contact. Eens in de zoveel tijd stuur ik een hologram van mezelf naar haar toe, maar laatst ging ik eens langs. Toen ik er was vond ik haar, zittend in haar YouForm-stoel, waar ze overigens een hekel aan heeft, bladerend in een fotoboek uit haar jeugd. Toen Amber, de virtuele verpleegster van mijn moeder, vertelde dat het tijd was voor haar middagdutje, gaf ze het fotoboek aan me mee, ‘om te zien hoe het vroeger was’. Hoewel ik vaak geen tijd of zin heb om te mijmeren over andere tijden, sla ik vandaag in de hyperloop naar Londen toch uit nieuwsgierigheid even het fotoboek open.
Op de eerste foto zie ik mijn moeder als klein meisje. ‘2008’, staat erbij. Dat was dus twaalf jaar voor de coronacrisis. Ze zit buiten in een ouderwets jurkje, in een soort bak met zand te spelen. Haar ouders staan ernaast te kletsen met andere ouders. Een bladzijde verder zit mijn moeder met haar ouders en zus rond een tafel. Ik vind het raar om te zien hoe mensen vroeger met elkaar konden kletsen en dicht bij elkaar zaten, en hoe ze met dertig mensen in dezelfde ruimte stonden. Er staan ook foto’s in van haar met haar vrienden en vriendinnen, arm in arm. Verderop in het fotoboek, toen mijn moeder wat ouder was, staan foto’s van haar in de keuken. Maakten ze vroeger nog zelf eten klaar? Ook kan ik me niet meer voorstellen dat de auto’s nog op de grond reden; mijn moeder poseert met dezelfde vriendinnen op een andere foto bij een grote, gele auto. Daarmee gingen ze op vakantie naar Frankrijk: hoe lang deden ze daar wel niet over? Ze namen enorme koffers mee, die mijn moeder vast heeft op een foto. Ook staan er foto’s in van haar studententijd, toen ze naar Londen ging, precies zoals ik nu doe, maar dan met de trein. Bij de trein poseert ze samen met mijn oma. Ik fantaseer over hoe langzaam het leven vroeger moest gaan, hoe ze nog communiceerden via een mobiele telefoon. Maar het gekste wat ik me realiseer als ik de foto’s van mijn moeder zie, is dat mensen vroeger, voor de coronapandemie, avonden met elkaar konden praten. Mensen raakten elkaar nog aan. De rillingen lopen over mijn rug.
De rest van de dag kan ik het fotoboek moeilijk loslaten. Ik zal mijn moeder eens vragen of ze wat meer over vroeger vertelt. Ik denk aan de nieuwste DinnerBot die ik voor haar heb aangeschaft en de virtuele verpleegster Amber. Hoe raar moet het voor haar zijn dat de wereld er nu zo anders uitziet? Misschien moet ik toch maar zorgen dat ik de Highspeed contactlens voor haar aan de praat krijg.
Comments