Waarom symbool politiek geen wet mag vormen
Tekst: Yalou van der Heijden
Beeld: Tobiah Palm
Ik zie je lopen over de Insulindeweg in Amsterdam-Oost. Gehuld in een zwart gewaad en dito kleur gezichtssluier wordt alles behalve je ogen bedekt. Ze lachen vriendelijk wanneer onze blikken elkaar ontmoeten. In die blik zie ik meer dan in de reflectie van menig zonnebril dragend Nederland. Waarom hoor ik alleen maar haat, angst en vooral onbegrip over jou, gesluierde mevrouw? Wat heeft het Binnenhof in Den Haag nu te zeggen over jouw uiterlijk?
29 november 2016. In de Tweede Kamer wordt gestemd over het in 2015 ingediende wetsvoorstel ‘gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding’, in de volksmond beter bekend als het ‘boerkaverbod’. Dit wetsvoorstel poogt voor ‘een gedeeltelijk verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding in het onderwijs, het openbaar vervoer, overheidsgebouwen en de zorg’. Hoewel het wetsvoorstel de Tweede Kamer inmiddels is gepasseerd, is het vandaag de dag nog steeds onderwerp van discussie in de Eerste Kamer en dus nog niet aangenomen als actieve wet.
Dit veelbesproken thema kent felle voor- en tegenstanders. Maar argumenten van de vrouwen die te maken krijgen met dit eventuele nieuwe beleid, worden vaak te gemakkelijk weggewuifd, genegeerd of tegengesproken door het gebruik van emotionele redeneringen. Zou dit komen doordat het om zo’n kleine en misschien daardoor onbekende groep gaat? Doordat de definitie van gezichtssluier per schatting nog wel eens wil verschillen, worden er uiteenlopende aantallen van 150 tot 400 Nederlandse gezichtssluieraars genoemd. Maar al zijn het er vijfhonderd, dan hebben we het alsnog over 0.003 procent van de bevolking, aldus het NRC Handelsblad. Je kan je dus afvragen: waar hebben we het in Godsnaam over?
Maar het mag duidelijk zijn dat we het wel degelijk over iets hebben. Dit hele wetsvoorstel staat namelijk symbool voor iets veel groters dat broeit in de samenleving. Dankzij het klassieke ‘praten over, in plaats van praten met’ helpen de politiek en de media mee aan het polariseren van de Nederlandse samenleving. Een probleem is er dus zeker: de symboolpolitiek van dit ‘debat’, wel te verstaan.
Symboolpolitiek
Symboolpolitiek is politiek die enkel een symbolische functie heeft. Antropologe Annelies Moors vindt dat de discussie over het ‘boerkaverbod’ hier ook onder valt. In 2009 deed zij voor de Tweede Kamer onderzoek naar de achtergronden en beweegredenen van vrouwen die gezichtsbedekkende kleding dragen. Hierbij lette ze ook op de debatten met betrekking tot dit onderwerp, die al enkele jaren in Nederland speelden.
In het online magazine Qantara spreekt zij zich uit over hoe niqaab draagsters in dit verbod symbool staan voor ‘een serie andere problemen die moeilijker aan te pakken zijn’. Met deze problemen doelt de antropologe onder andere op het gevoel van veiligheid, wat een veel gebruikt argument is om deze wet door te voeren. ‘Om een punt te maken, neemt een politicus een maatregel die een heel kleine groep betreft’, aldus Moors. Door een verbod kunnen politici laten zien dat er maatregelen genomen worden om ‘de veiligheid’ te vergroten.
Maar waar komt het hele idee van het verbod vandaan? Om het debat te begrijpen moeten we ruim tien jaar terug in de tijd. In 2005 kwam Geert Wilders als eerste over de brug met een wetsvoorstel dat de niqaab (een gezichtssluier waarbij alleen de ogen zichtbaar zijn) en de boerka (een gezichtssluier waarbij ook de ogen zijn bedekt met een gaasje) zou verbieden op alle openbare plekken. Wilders werd gemotiveerd tot zijn wetsvoorstel door aanslagen in het buitenland en een verhoogde terreurdreiging in Nederland, onder andere als gevolg van de moord op Theo van Gogh. De motie werd gesteund door een kleine Kamermeerderheid. ‘Een enorme overwinning voor de traditionele Nederlandse fatsoensnormen’, aldus Wilders. Gedetailleerde uitleg over wat deze fatsoensnormen dan wel niet inhouden bleven echter achterwegen. Tot een actief beleid is het nooit gekomen doordat de coalitie veranderde, maar de toon was gezet.
In 2007 probeerde Wilders het nogmaals. De achterliggende redenering is – net als bij het vorige voorstel – ‘ter bevordering van de integratie, emancipatie en veiligheid en de bescherming van de democratische rechtsstaat´. Het voorstel komt deze keer niet door de Tweede Kamer heen, maar zijn punt is gemaakt: de islamitische gezichtssluier hoort volgens Wilders en menig anderen niet thuis in Nederland.
Gegrond verzet
Toch stuiten de wetsvoorstellen ook op verzet. Op verzoek van minister Rita Verdonk van Integratie werd in 2006 een commissie van deskundigen aangesteld die onderzochten wat de wettelijke mogelijkheden en sociale gevolgen zouden zijn van een verbod op gezichtsbedekkende kleding. Het 80 pagina’s tellende rapport geeft een negatief advies voor het invoeren van een verbod – in welke vorm dan ook. Zo stelt het dat ‘een algemeen of specifiek boerkaverbod discriminerend zou zijn’ en niet objectief gerechtvaardigd kan worden. Als kers op de taart stelt het rapport dat ‘een dergelijk verbod moslims zou kunnen stigmatiseren en zou kunnen leiden tot een polarisatie tussen moslims en niet-moslims’. Verdonk ging vervolgens echter vol in tegen het advies door te zeggen dat er ‘juridische ruimte’ voor de invoering van het verbod bestaat.
Wanneer uit onderzoek blijkt dat een dergelijk verbod discriminerend en polariserend werkt, waarom worden er in de daaropvolgende jaren alsnog wetsvoorstellen ingediend die met dit onderwerp te maken hebben? In 2008 deed toenmalig VVD kamerlid Henk Kamp opnieuw een gooi naar het verbieden van de gezichtssluier. Met de herformulering van de wet naar ‘algemeen verbod op gezichtsbedekkende kleding’ hoopte de politicus Artikel 1 van de grondwet; gelijkheid en Artikel 6; vrijheid van Godsdienst, te omzeilen. Naast specifiek de islamitische gezichtssluier zouden nu ook bivakmutsen en integraalhelmen verboden worden. In 2012 kwam het wetsvoorstel in deze vorm terug bij de vorming van een nieuw kabinet. Inmiddels is dit wetsvoorstel aangenomen door de Tweede Kamer, maar de Eerste Kamer heeft nog geen definitief besluit genomen over de invoering van deze wet.
Blijf van mijn Niqaab af!
En dus gaat de strijd van voor- en tegenstanders door. Dezelfde adviezen als jaren geleden gaan nog steeds op. In 2015 spreekt de Raad van State zich wederom negatief uit over het verbod: er is geen dringende maatschappelijke behoefte aan een verbod en er is ook onvoldoende aangetoond dat gezichtsbedekking onverenigbaar is met de maatschappelijke orde. Redeneringen als dat een gezichtssluier de emancipatie en integratie van vrouwen tegenwerkt, wordt onder meer door antropologe Moors onder de loep genomen. Ze stelt dat een aanzienlijk deel van de niqaab-draagsters bestaat uit Nederlandse bekeerlingen. Hoezo zouden zij niet geïntegreerd of geëmancipeerd zijn? Qua emancipatie is er ook van de andere kant wat te zeggen over dit – ook binnen de Islam controversiële – kledingstuk. Vaak wordt het de draagsters namelijk eerder afgeraden dan aangemoedigd door familie en geliefden. Zou je dan niet kunnen stellen dat kiezen voor een niqaab juist een geëmancipeerd besluit is? Hoe kan het dat Kamerleden met een voorbeeldfunctie voor de maatschappij zulke nietszeggende en ongegronde uitspraken kunnen en mogen doen?
Dat het dragen van een niqaab de veiligheid in gevaar brengt is ook door velen onderuit geschopt. Onder meer door Karima Rahmani, onderdeel van de actiegroep Blijf van mijn Niqaab af!. Bij navraag blijken er volgens de politie geen geregistreerde misdrijven te zijn waar een gesluierde vrouw bij betrokken is. Daarnaast is er al een identificatieplicht op sommige plekken waar ook niqaab-draagsters zich aan houden. Toch horen we uitspraken en adviezen zoals die van de Raad van State, Annelies Moors en Karima Rahmani zelden tot nooit terug in de politiek en media.
Tolerant Nederland?
Wanneer Kamerleden hun eigen opgevraagde adviesrapporten niet eens opvolgen en krantenkoppen getiteld zijn met clickbait uitspraken, zijn de gevolgen daarvan voelbaar in de samenleving. Van het tolerante Nederland is soms weinig te merken.
Volgens sociaal psychologen Ron van Wonderen en Maaike van Kapel speelt media een grote rol in het voeden van moslimdiscriminatie in Nederland. Zij stellen dat bij jongeren in vooral niet-stedelijke gebieden de beeldvorming over moslims niet voortkomt uit eigen ervaringen, maar uit (negatieve) berichtgevingen over moslims in de media. Het gevaar van de media is dat er niet over ‘alle categorieën moslims in gelijke mate bericht wordt’. Deze selectieve media-aandacht voor specifieke subgroepen van moslims beïnvloedt het algemene oordeel over moslims in Nederland.
Dat dit soms gewoon de bedoeling van symboolpolitiek is, blijkt ook uit de uitspraak van Wim van de Camp van het CDA. Hij is zich maar al te goed bewust van de juridische problematiek omtrent het verbod. In het NRC Handelsblad vertelt hij dat de motie over een verbod op gezichtsbedekkende kleding ‘bedoeld is om de discussie weer op gang te krijgen. Als een boerkaverbod juridisch onhaalbaar is, hebben we dat in ieder geval bereikt.’ Van de Camp heeft gelijk wat betreft het bereiken van een discussie. Maar het lijkt me dat een politieke discussie geen polarisatie in de hand moet werken.
Rahami, die zelf een gezichtssluier draagt, ondervindt de gevolgen van negatieve beeldvorming en polarisatie dagelijks. In het praatprogramma De Halve Maan reageert ze op de getoonde beelden uit 2010, waarbij met een verbogen camera gefilmd wordt met welke gevolgen een niqaab draagster dagelijks te maken krijgen. Volgens Rahami zijn de scheldkanonnen, bedreigingen en discriminatie een stuk erger geworden. In een interview met de NOS vertelt ze het jammer te vinden ‘dat angst regeert’ en dat dat kan leiden tot een nieuwe wetgeving. ‘Onbekend maakt onbemind, daar zijn we ons van bewust. Maar angst is een slechte indicator van wetgeving. Dat zou niet moeten leiden tot het inperken van vrijheden van mensen.’
Hoewel het verbod dus slechts een kleine groep raakt, blijft het een slechte zaak dat deze onbemindheid door sommigen uitvergroot wordt in een debat waarin de stem van deze groep vrouwen niet gehoord lijkt te worden. Zowel de politiek als de media zetten veranderingen in gang in de maatschappij, maar is het niet juist de taak van deze twee maatschappelijke vormgevers om dit debat in goede banen te leiden? Zijn zij niet juist de instellingen die moeten zorgen dat Nederland echt zo tolerant is of wordt als zij zich voordoet? Met het verbod op gezichtsbedekkende kleding probeert Den Haag een niet bestaand probleem op te lossen. Het lijkt hen echter weinig uit te maken dat daarmee een groter probleem van verdeeldheid binnen Nederland gevoed wordt.
Comments