Vrij door de modder rollen bij het Swieneparredies
Tekst: Marije Nieuwland
Beeld: Marije Nieuwland en Milan Sanders
Wandelend door de supermarkt kun je niet om de varkens heen. Het vleesvak is rijk gevuld met speklapjes, karbonades en hamburgers. Een paar schappen verder stuit je op een ruim assortiment aan shampoo, mondwater en tandenborstels. Ook deze artikelen zijn vaak terug te brengen naar de varkens van de bio-industrie. De mens is omringd door producten gemaakt van varkens, maar het dier zelf is uit het zicht verloren. Waar kunnen we het varken nog ontmoeten?
Van kleins af aan was Violette Sanders dol op roze krulstaarten. Met het varken als lievelingsdier viel ze wat uit de toon bij haar klasgenoten die gek waren op konijnen, paarden en dolfijnen. Maar haar liefde voor ‘die vieze beesten’ bleef en groeide alleen maar wanneer ze hen door de modder zag rollen. Violette droomde ervan om verwaarloosde of mishandelde varkens op te vangen en ze een waardig bestaan te bieden. In 1996 werd deze lang gekoesterde droom werkelijkheid. Op 45-jarige leeftijd kocht ze een boerderij in het dorp Nieuw-Scheemda, gelegen in Oost-Groningen. De boerderij werd omgedoopt tot ‘het Swieneparredies’: een plek waar varkens zichzelf kunnen zijn en de mens ze kan leren kennen.
Toen Violette in 2005 overleed, zag haar zoon Milan Sanders het als zijn roeping om het mooie initiatief in leven te houden. Dat bleek een hele uitdaging. Waar de meeste varkens in Nederland bakken met geld opleveren, zijn de negen varkens van het Swieneparredies een enorme kostenpost. Milan (42) probeert de boerderij door middel van donaties en fondsen te bekostigen. Honderden brieven heeft hij inmiddels geschreven aan dier- en milieu stichtingen. Het meeste werk zit echter in de dagelijkse verzorging van de varkens: ‘het Swieneparredies is een omgekeerde wereld, de varkens liggen wat te niksen en ik loop me uit te sloven voor die beesten’.
Toch geniet Milan elke dag opnieuw van het geknor. Net als zijn moeder ziet hij een belangrijke maatschappelijke rol voor de boerderij. Het varken moet weer onder de mensen worden gebracht. In Nederland zijn heden ten dage ruim twaalf miljoen varkens weggestopt in krappe, donkere high-tech stallen. Klaar voor de slacht. De diersoort is onzichtbaar geworden, maar het product is alomtegenwoordig. Weinig mensen weten precies hoe spareribs op hun bord belanden.
Lola en Ruby: kiloknallers
De varkens die het Swieneparredies hun thuis noemen, hebben verschillende achtergronden. Een aantal is, in samenwerking met de stichting Varkens in Nood, uit schrijnende leefomstandigheden gehaald. Daarnaast zijn er varkens gedoneerd door bijvoorbeeld kinderboerderijen, waaronder Ruby van het ras ‘de duroc’. Ze deelt haar immense verblijf van 650 vierkante meter met Lola: een ‘TOPIGS-50’. Deze twee zeugen zijn bij de consument eerder bekend als ‘de kiloknallers’. Hun rassen zijn wetenschappelijk gefokt voor de smakelijkste saucijs.
Een fietstocht van tien minuten brengt je van een tevreden Lola en Ruby naar een vestiging van de Noord-Nederlandse supermarktketen Poiesz. In de winkel wordt geadverteerd: ‘Maak de natuur van het Noorden blij! Bij elke actie doneert Poiesz tien cent aan de Vogelbescherming, met deze week: vijfhonderd gram saucijs voor vier euro’. De poster laat zien hoe de vleesindustrie een onderscheid maakt tussen diersoorten. Vogels worden beschermd met de winst die gemaakt wordt via de exploitatie van veedieren. Varkens dienen een specifiek doel voor de mens. Ze worden verdinglijkt en gecommodificeerd tot ‘kiloknallers’. Op deze wijze worden varkens losgekoppeld van de natuur waar vogels vrij in rondvliegen.
Lola en Ruby
Antropologe Barbara Noske onderzoekt de invloed van kapitalisme op mens-natuur relaties. Volgens Noske worden de dieren die onderdeel zijn geworden van menselijke productiesystemen niet langer als deel van ‘het milieu’ gezien. Kippen, koeien en varkens zijn onderhevig aan een kapitalistisch systeem dat gericht is op grootschaligheid, automatisering en efficiëntie. Deze dieren zijn volledig opgenomen in de industriële leefomgeving van de mens. Het gevolg hiervan is dat ze op weinig menselijke empathie kunnen rekenen. Milieuorganisaties richten zich voornamelijk op de natuur die de mens en zijn leefomgeving omringt en in mindere mate op de natuur die deel is geworden van industriële nederzettingen. Het verband tussen milieu-activisme en stichtingen voor dierenrechten zoals Varkens in Nood wordt nauwelijks getrokken.
Bedreigde en zeldzame diersoorten, zoals bepaalde vogels, kunnen rekenen op enige vorm van bescherming. Dieren waarvan de mens miljoenen op de wereld heeft gezet ter exploitatie vallen daarentegen niet onder ‘de fauna’ waar natuurbeschermers voor opkomen. Vele Lola’s en Ruby’s bestaan enkel nog als ‘producten’ en worden verwacht binnen een bepaalde tijd in de schappen van de lokale supermarkt te liggen.
Belle: een genetisch gemanipuleerd experiment
Belle is een buurvrouw van Lola en Ruby. Ook zij is een ras dat normaal gesproken niet in een paradijsje leeft. Het Göttinger minivarken dankt haar naam aan de Universiteit van Göttingen. Wetenschappers van deze universiteit ontwikkelden in de jaren 60 het ideale proefdier: een compact, intelligent en tam varken. De keuze voor een varken als proefdier is begrijpelijk. Varkens hebben genetisch sterke overeenkomsten met mensen: ze hebben een rijk gevoelsleven en zijn gemiddeld zelfs slimmer dan peuters. Met de creatie van het Göttinger minivarken is het Duitse diergenetici gelukt de DNA-gelijkenissen tussen mens en varken nog sterker te maken. En zo kwam Belle ter wereld: een uitmuntend product voor bio-medische experimenten.
Er lijkt een paradox te bestaan bij de keuze voor het varken als proefdier. Enerzijds wordt het dier als vergelijkbaar geacht met de mens. Op die continuïteit zijn de wetenschappelijke experimenten immers gebaseerd. Anderzijds worden de overeenkomsten tussen mens en varken genegeerd wanneer het onderwerp ‘dierenrechten’ aan bod komt. Dat wat de basis vormt van de wetenschappelijke praktijk, wordt op het gebied van ethiek ontkend. Vrijwel ongestoord kunnen wetenschappers hun gang gaan met kwalijke testpraktijken, waaronder LD50 testen. Via dit soort testen wordt uitgezocht bij welke dosering of concentratie van een stof 50 procent van de dieren sterft. De mens leert hiervan hoe giftig en gevaarlijk een chemisch middel voor huis- tuin- en keukengebruik is. Door te pretenderen dat dierproeven onvermijdelijk zijn om het menselijk welzijn te verbeteren, wordt de slechte behandeling van proefdieren in naam van ‘de wetenschap’ gelegitimeerd.
Proefdieren en bio-industriële dieren laten zien hoe domesticatie in de 21ste eeuw een nieuwe betekenis heeft gekregen. Kapitalistische domesticatie bestaat niet zonder uitbuiting. De mens zet dieren in om een goedkope en snelle productie van medicijnen, vlees of tandenborstels te bewerkstelligen. Agrarische wetenschappers berekenen fysieke en gedragskenmerken in termen van winst of verlies. Op basis van deze berekeningen worden gespecialiseerde proef- en vleesvarkens op de planeet gezet. Deze varkens hebben een duidelijk doel, waarvoor enkel bepaalde kwaliteiten van hun ‘dier-zijn’ noodzakelijk worden geacht. Dierlijke vermogens die niet bijdragen aan de ‘efficiëntie van het productieproces’ worden uitgebannen. Dit gebeurt via genetische manipulatie, hormoonbehandelingen en krachtvoer, maar ook via de beperking van bewegingsvrijheid. Hokken zijn klein en donker. Het natuurlijk vermogen van varkens om te spelen en relaties op te bouwen met soortgenoten wordt als ‘onzakelijk’ bestempeld.
Belle merkt niks van de wrede wereld buiten haar paradijsje. Ze ligt rustig te kroelen tussen de grassprieten. Ondanks de harde wind blijven haar lange witte lokken recht overeind staan. De hanekam heeft haar de bijnaam ‘kleine rebel’ gegeven, maar rebelleren hoeft ze hier gelukkig niet.
Het dier-industrieel complex
Door de jaren heen hebben Violette en Milan een collectie opgebouwd van zeker vierhonderd boeken over varkens. De verzameling bestaat uit prachtige boeken voornamelijk geschreven door filosofen, antropologen, dierenactivisten, biologen en economen. Een kleine selectie hiervan ligt op de picknicktafel naast het verblijf van Belle. Een oud en stoffig boek trekt Milan’s aandacht. Hij wijst op de veelzeggende gouden letters die de kaft sieren: Making Money from Pigs. Het boek is uitgegeven door een landbouwuniversiteit in 1956, gedurende de Wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Menig politici pleitte destijds voor het verbeteren van de bestaande productietechnologieën in verschillende economische sectoren. Het ontwerpen van efficiënte productiesystemen zou arbeidskosten besparen en Europa uit een diep naoorlogs dal halen. Elke vorm van industrialisatie werd aangemoedigd. Ook de agrarische sector viel onder het plan van mechanisering en automatisering. Door het proces van industrialisatie, werden veedieren en proefdieren stap voor stap het verlengstuk van een machine. Milan slaat de pagina’s van het oude boek om. Met hoofdstukken als ‘Pigmanship’ en ‘The Baconer’ wordt door schrijver John Luscombe uitgelegd hoe een varkenshouder zijn productie kan opschalen om zo tot hogere winstcijfers te komen. Zelfs de hoofdstukken over huisvesting en voedsel benoemen enkel ‘wat goed is voor het product’. De behoeften van de varkens worden niet genoemd.
De adviezen van Luscombe’s Making Money from Pigs lijken de afgelopen zestig jaar goed te zijn opgevolgd door westerse varkensboeren. In hoeverre de boeren daar een keuze in hadden, blijft echter de vraag. Vleesverwerkende industrieën hebben een vaste greep gekregen op alle verschillende stadia van productie en distributie. Met de steun van de agrarische wetenschap en politiek, hebben bedrijven als Unilever volledig ingezet op industrialisatie en intensievere productie binnen de veehouderij. De agrobusiness heeft zijn dominante positie binnen de landbouw en veeteelt te danken aan opgekochte aandelen en enorme kapitaalinvesteringen. De ‘onafhankelijke boer’ is hierdoor de zeggenschap over de eigen boerderij verloren. Een bedrijf als Unilever is de winnaar geworden van de modernisering van de agrarische sector.
Varkens zijn door de schrijnende leefomstandigheden van kapitalistische domesticatie vervreemd geraakt van hun eigen natuur. Maar daarbij zijn varkensboeren door hun precaire positie binnen een groot dier-industrieel complex vervreemd geraakt van hun eigen vee. ‘Hun’ belangrijkste beleidsbeslissingen worden gemaakt door grote verwerkingsbedrijven en banken die een monopoliepositie in de bio-industriële sector hebben veroverd. De boer is voornamelijk een leverancier en moet op hoog tempo zoveel mogelijk producten leveren. Omkijken naar varkens die geen daglicht zien en verdrinken in kokend heet water staat niet bovenaan het to-do-lijstje. Ethiek is ver te zoeken. ‘Het gevolg is dat er varkensboeren zijn die net zo goed auto’s hadden kunnen verkopen’ besluit Milan.
Terug naar een paradijs voor mens en dier
Wanneer Milan op zijn boerderij aan het werk is, vragen bezoekers hem vaak waarom deze varkens hier zijn. Worden ze vetgemest voor de slacht? Krijgen ze dan wel genoeg eikels, want dat maakt de ham toch lekkerder? Of is het initiatief misschien bedoeld als kinderboerderij? Zo ja, zijn er biggen waar mijn dochter even mee kan knuffelen? Deze vragen zijn tekenend voor hoe de mens ‘het varken’ binnen een kapitalistisch systeem ziet: als een object dat op effectieve wijze tot product kan worden gemaakt om menselijke behoeften te bevredigen. Het antwoord dat Milan geeft, is steevast hetzelfde: ‘deze varkens “zijn” er gewoon, ze hebben verder geen doel’. Hier kunnen varkens hun volledige ‘zelf’ zijn. Ze worden niet als toekomstige karbonades behandeld, maar als de intelligente wezens met een rijk gevoelsleven die ze zijn.
En als er dan toch een doel bestaat bij het Swieneparredies, dan is dat het streven om mens en varken weer aan elkaar voor te stellen. Het kleine paradijsje in het hoge noorden zet je als bezoeker aan het denken. De mens, als subject, heeft van de aarde een plek gemaakt waarbij de natuur een ding is dat in bezit is van de mensheid. De flora en fauna die deel uitmaken van de natuur kunnen ‘beschermd’, ‘gebruikt’ of ‘vernietigd’ worden. En bij het varken ligt het nog wat complexer: dit dier is volledig losgekoppeld van de natuurlijke wereld.
Een wandeling langs de verblijven van Lola, Ruby en Belle zet vraagtekens bij de eerdere wandeling door de supermarkt. De ‘doelloze varkens’ van het Swieneparredies passen op geen manier binnen de kapitalistische subject-object relatie tussen mens en dier. Activistische betogen over de misstanden in de bio-industrie houdt Milan daarom niet: ‘de mensen samenbrengen met de varkens die hier lekker liggen te knorren, doet al genoeg’.
Tibor
Meer weten? Ga dan naar www.swieneparredies.nl
Comments