Over de verbinding tussen corona en de kerk
Tekst: Anna Scholder
Beeld: Lieke van den Belt
Als klein blond meisje sta ik in een rij tussen oude mensen. We schuifelen naar voren. Krampachtig probeer ik te onthouden welke hand boven moet: rechts is schoon, dus moet boven. Of juist andersom omdat rechts naar je mond moet? Hierdoor vergeet ik bijna op het juiste moment ‘amen’ te zeggen als ik aan de beurt ben. Ik loop weer door, mijn ogen zoeken naar de snelste route terug naar de bank waar ik zit. De boze oude man links van me heb ik nog niet gespot, hij mij wel. Hij heeft wel degelijk in de gaten dat ik de net gekregen hostie niet in mijn mond heb gestopt, maar nog in mijn hand heb. Ik ben van plan deze aan mijn vader te doneren zodra ik eenmaal zit, omdat ik weet dat de hostie aan mijn gehemelte plakt of in mijn keel blijft steken. Ik heb al een droge mond en zeker niet de behoefte om gedurende de verdere kerkdienst de smaak van dat schijfje offerbrood te proeven. De boze man pakt bruut mijn bovenarm vast en sist dat ik het nú in mijn mond moet stoppen. Geschrokken, met een bonzend hart en grote ogen, kijk ik hem aan en als automatisch gaat mijn hand naar mijn mond. Lichaam van Christus, Amen. Dat was de eerste en laatste keer dat ik naar een viering in die kerk ben geweest.
Inmiddels kan ik er om lachen, maar het heeft een enigszins nare nasmaak achtergelaten. De eucharistie, zoals het delen van brood en wijn ook wordt genoemd, is binnen de christelijke traditie een belangrijk ritueel. Het delen van het lichaam van Christus werkt als een gemeenschapsvormend ritueel:
Onder de maaltijd nam Jezus een brood. Hij sprak een zegen uit, brak het en gaf het aan zijn leerlingen met de woorden: ‘Neemt, eet; dit is mijn lichaam.’ Daarna nam hij de beker, en na het spreken van het dankgebed reikte Hij hen die toe met de woorden: ‘Drink allen hieruit. Want dit is mijn Bloed van het Verbond, dat voor vele vergoten wordt tot vergeving van zonden Mattheüs 26, 26-28.
Zoeken naar gemeenschapszin
Een ieder die deelneemt aan de eucharistie, wordt deel van de gemeenschap. Het ritueel versterkt de band tussen mensen en geeft hen het gevoel ergens bij te horen: belonging. Hoe verschillend mensen ook zijn, ze delen samen het brood en de wijn. Steeds minder mensen nemen echter deel aan de eucharistie: het aantal kerkgangers is al decennia aan het afnemen. Toch neemt de wens om deel uit te maken van een gemeenschap en het zoeken naar gemeenschapszin niet af.
Dit zoeken naar gemeenschapszin is namelijk te herkennen in onze samenleving van de afgelopen anderhalf jaar. Zo zochten we met het applaudisseren voor de zorg en het samen zingen vanaf de balkons tijdens de isolatie van de lockdowns naar een vorm van verbondenheid. Een soort gezamenlijkheid op een manier die de anderhalve meter tussen de fysieke lichamen toestaat. Terwijl ook corona-sceptici en corona-ontkenners deze onderlinge verbinding met elkaar zochten in bijeenkomsten als ‘het samen koffie drinken op het museumplein’ en de demonstraties tegen de corona maatregelen.
Net als de kerk, die moeite heeft met het vasthouden van mensen voor de eucharistie, heeft ook demissionair minister van Volksgezondheid Hugo de Jonge het moeilijk met het binnenhalen van ‘volgelingen’. Als verkondiger van het woord heeft hij het tijdens de Haagse-preken zwaar met het overbrengen van zijn boodschap. Een boodschap die in essentie niet ver ligt van die van de eucharistie: samenkomen in het delen, het vormen van een gemeenschap waarin mensen aan elkaar denken en solidair zijn.
De volgelingen van Hugo zijn het probleem niet: die stropen hun mouwen op en zeggen naar zijn tevredenheid ‘ja en Amen’. Maar de groep volgelingen krimpt. Minder mensen geloven in zijn weg en in hem als vertegenwoordiger. In plaats daarvan staan er overal nieuwe Messiassen op die heel andere werelden schetsen. Als Judassen in de ogen van Hugo delen deze predikers compleet andere verhalen. Het afnemen en wegvallen van het gezag van de overheid en religies, opent de deur naar allerlei individuele en eigenzinnige opvattingen over zingeving, aldus Beatrice de Graaf, hoogleraar geschiedenis en onderzoeker op het gebied van veiligheid en terrorisme aan de universiteit van Utrecht.
Zelfbeschikking
Het verspreiden van complottheorieën verbindt mensen en geeft hen daarin gemeenschapszin. Wat inspeelt op de verspreiding en versterking van complottheorieën is de onzekerheid en onduidelijkheid omtrent corona. Sommige mensen worden heel erg ziek terwijl andere het ervaren als griepje, zonder dat daar een duidelijke rode lijn in te trekken is. Het zwabberbeleid van Mark en Hugo helpt zeker niet om de onduidelijkheid tegen te gaan. Naarmate de tijd verstrijkt en er steeds geen licht aan het eind van de tunnel te zien is, worden de protesten heviger. Corona behoort inmiddels niet meer tot luchtige gespreksstof bij het avondmaal, maar blijft net als de hostie vies hangen in je keel en laat een vieze nasmaak achter.
Corona en de door de overheid genomen maatregelen tegen het virus, worden in veel complottheorieën gezien als een vooropgezet plan van een geheim genootschap dat uit is op wereldmacht. Mensen zouden middels de corona-vaccinatie geïnjecteerd worden met een surveillance-chip, om gecontroleerd en geregeerd te worden. Helaas worden naast deze modernere complottheorieën met betrekking tot het lichaam ook oude, hardnekkige complottheorieën nieuw leven ingeblazen. Zo duiken er verhalen op over het bestaan van vermeende pedofielennetwerken van machtige mannen die rituele kindermoorden uitvoeren in kelders en hun bloed drinken. Dit kan bijna niet los gezien worden van de aloude fabels als De Protocollen van de wijzen van Zion, een geschrift uit het einde van de 19e eeuw waarvan onder andere de nazi’s dankbaar gebruik hebben gemaakt. Hierin wordt beschreven hoe de Joden door samenzwering de wereld in hun macht willen krijgen en als octopussen met hun tentakels de wereldbol omarmen en uitzuigen. Ook het aloude Bloedsprookje resoneert hierin mee: fabels over Joden die jonge kinderen vermoorden om hun bloed te verwerken in matzes. Deze theorieën leven op en zijn van grote invloed op het denken en handelen van mensen.
Door het wegvallen van een groter gemeenschapsgevoel, een gevoel van ergens bij horen – wat geloofsgemeenschappen zoals de kerk vaak boden – is de mens op zichzelf aangewezen, aldus antropoloog Émile Durkheim. Het enige wat mensen nog hebben, na het wegvallen van de gemeenschap en geloof, is hun eigen lichaam. Het schuwen van - en waarschuwen voor - de mogelijke en vermeende risico’s van het vaccin, gaat hand in hand met het propageren voor de het behoud van de integriteit van het lichaam. Het belangrijkste standpunt is dat het individuele lichaam beschermd moet worden. Iedereen heeft het recht op zeggenschap en zelfbeschikking over hun meest waardevolle eigendom: het eigen lichaam. Hoe graag Hugo ook wil dat iedereen zich laat vaccineren: verplichten kan hij het niet. Daarom heeft hij niet veel andere keuzes dan water bij de wijn te voegen; om die droge hostie mee weg te spoelen.
Comentarios