Tekst: Carolien den Boer
Beeld: Sammy Stasse
Het is lang geleden dat ik tijd had om te schrijven. Daarom zal ik bij het begin beginnen. We zijn eindelijk verhuisd van het dorp naar Moskou. Omdat vader een nieuwe baan heeft gekregen als politie officier, konden we snel verhuizen naar dit nieuwe appartement. Door zijn nieuwe functie stonden we bovenaan de wachtlijst en hoefden we niet een paar jaar te wachten. Het huis is zelfs helemaal voor onszelf. Oma woont nog steeds bij ons, want er is nu zo veel ruimte. Stiekem mis ik de vorige flat ook wel. Het was fijn dat er altijd mensen waren.
Mijn ouders willen er niet veel over vertellen, maar vaders nieuwe baan heeft er niet alleen voor gezorgd dat we zo snel dit huis hadden, ook kan ik hierdoor studeren. Als ik toch vragen wil stellen herhalen ze steeds oma’s woorden: ‘Het Sovjet-rijk zorgt voor ons allemaal.’ Ik moet geen vragen stellen en gewoon dankbaar zijn. Geen vragen stellen is voor mij nogal lastig. Ook al zegt vader niets, denk ik dat ik er toch achter ben gekomen. Moeder zei een keer: ‘Jouw vader kent mensen’. Dus misschien waren mijn cijfers toch niet hoog genoeg. Dan heeft hij me naar binnen gepraat. Het is zo oneerlijk. Nu pak ik een plek af van iemand die wel goed genoeg is. Maar tegelijkertijd wil ik ook niet zeuren. Als vader dit niet had kunnen doen, dan had ik nu al een paar maanden in een fabriek staan werken.
Nu ik toegelaten ben probeer ik zo min mogelijk na te denken over hoe dat kan, en probeer ik mij volledig in te zetten voor mijn studie. Ik studeer hard en heb veel nieuwe mensen leren kennen. Een goede vriend van mij is Oleg. Wij studeren samen en hij woont al zijn hele leven in Moskou. Omdat ik hier nog maar net woon, heeft hij mij rondgeleid in de stad. We hebben een maand geleden een stuk gereden met de metro. Het systeem werkte perfect en alles zag er zo mooi uit. Ik was erg onder de indruk. Overal zijn beelden, mozaïeken en schilderijen. Ze vertellen het verhaal van onze grote natie. Als het rijk zo’n groots metronetwerk kan bouwen, dan zullen ze mijn toekomst toch ook goed kunnen verzorgen?
Oleg en ik spreken soms na college af, om samen te studeren, of ergens te eten. Een paar weken geleden liet hij mij zijn muziek horen. Terwijl hij de koptelefoon aan mij gaf, keek hij gespannen. De harde elektronische klanken schalden door mijn oren. Ik had deze muziekstijl wel eens gehoord, maar eerlijk gezegd, schrok ik een beetje. Het is heel anders dan wat we thuis luisteren. Mijn ouders zetten altijd traditionele muziek op. Die teksten zijn simpel en niet belangrijk voor mij, ze gaan over de oogst en onze leiders. Wat Oleg mij liet horen was niets van dat alles. Snelle muziek, teksten over corruptie en honger, niet zachtjes zingen maar schreeuwen over wat er werkelijk gebeurt.
Ik merkte na een tijdje dat Oleg nog steeds naar mij staarde en goedkeuring zocht. ‘Je geheim is veilig bij mij’, zei ik tegen hem terwijl ik een blik probeerde te geven om hem gerust te stellen. Toen ontspande hij pas weer een beetje. Hij wist dat ik soms mopperde over mijn toelating op de universiteit en dat ik twijfels heb over het communisme. Misschien durfde hij mij daarom de muziek te laten horen. Maar ik mocht dit aan niemand laten weten. Het hele bandje stond vol met punkmuziek, tegen het Sovjet-regime. Oleg gaf me het bandje cadeau zodat ik er thuis ook naar kon luisteren, dat heb ik al een paar keer gedaan. Gelukkig heb ik nu een eigen kamer, zodat ik het geheim kan houden. Mijn favoriete band is “Grazhdanskaya Oborona”, wat burgerbescherming betekent, mijn favoriete nummers zijn Goddamn Youth, Totalitarianism, War, en Russian Field of Experiments.
Mijn favoriete nummer is van “Televisor” en heet Get Out Of Control. Een van de coupletten gaat zo:
We were watched from the days of kindergarten
Some nice men and kind women
Beat us up. They chose the most painful places
And treated us like animals on the farm.
So we grew up like a disciplined herd.
We sing what they want and live how they want.
And we look at them downside up as if we’re trapped.
We just watch how they hit us.
Get out of control.
Get out of control.
And sing what you want.
And not just what is allowed.
We have a right to yell.
Oleg vroeg een paar dagen terug of ik mee wilde naar een optreden. Grazhdanskaya Oborona gaat waarschijnlijk spelen, al is het nog onduidelijk vertelde Oleg. Het moet geheim blijven tot het laatste moment. Als er een underground plek is, wordt er pas een paar uur van tevoren het woord verspreidt. Via vrienden hoort iedereen dan waar het is. Oleg zou mij dan komen halen om erheen te gaan.
Gisteravond stond hij ineens voor de deur, ik wist meteen wat dat betekende. Met een smoesje ben ik uiteindelijk weggegaan, mijn ouders mochten namelijk niets weten. We moesten haasten naar de locatie, omdat het ver weg was. Alle mensen die bij het concert waren, en iedereen die deze muziek luistert, behoort volgens Oleg tot de de punkbeweging. De KGB, de geheime dienst, heeft een andere benaming voor ons, zij zien ons als ‘publieke vijanden’. Op weg naar het concert werd de macht van de KGB mij nog eens pijnlijk duidelijk. We liepen langs het station waarnaast een van de goelags stond. Gelukkig is deze nu gesloten, maar ik blijf het een vreemd idee vinden dat er midden in de stad mensen werden opgesloten. Zonder pardon kon iemand zo van straat worden geplukt en vast worden gezet. Wat hadden die mensen fout gedaan? Ik weet dat de punkmuziek mij ook in gevaar brengt, maar ik denk dat deze muziek iets kan veranderen. Oleg vind mijn optimisme soms grappig. Hij vindt het naïef dat ik denk dat er zonder een revolutie verandering kan komen. Voordat hij tegen mij in kon gaan, kwamen we aan bij het gebouw. Het leek een verlaten fabriek. Van buitenaf zou je niet zeggen dat er een concert zou zijn. Daarentegen was het binnen fantastisch.
Terwijl ik naar huis liep na het concert, heb ik de hele tijd nagedacht. Oleg was nog langer gebleven. Ik liep alleen over de verlaten straten naar huis. Dat ik geheim moet houden wat voor muziek ik luister, voor mijn eigen ouders, doet mij pijn. Ze zouden het niet begrijpen, misschien zouden ze mij wel aangeven. Vader is niet voor niets een politie officier. Ik houd de bandjes goed verstopt in mijn kamer, zodat niemand ze kan vinden. Veel van Olegs vrienden zijn door de KGB thuis opgehaald. Soms wordt er midden in de nacht op de deur geklopt, en maandenlang is iemand dan weg. Ik kan midden in de nacht rustig over straat lopen, ik weet dat niemand mij iets zal doen. We worden allemaal in de gaten gehouden. Ik kijk nu zelf ook steeds vaker over mijn schouder. Volgt iemand mij? Horen ze mij zingen? De afgelopen maanden is Moskou mijn thuis geworden, maar ik twijfel steeds meer of de Sovjet-Unie wel mijn thuisland is. Geloof ik wel in dezelfde toekomst?
Comments