In hartje Athene bevindt zich een wijk die anders is dan alle andere. Het plein waar we met de groep verzamelen is er op het eerste ogenblik een die je in iedere andere hoofdstad kunt tegenkomen. Je ziet er heroïnenaalden op de grond en junkies beheersen de bankjes, waar ze hun roes uitslapen. De spandoeken met antifascistische leuzen verraden echter dat we op een plek zijn die meer is dan een hangplek voor verslaafden. Wat gebeurt er op en om dit plein? Tijdschrift Cul spreekt met inwoners, werknemers en bezoekers van de Atheense wijk Exarcheia.
Tekst // Ernst Spaans Beeld // Bob van Helden
Daar een enkeling begrijpelijkerwijs een wat unheimlich gevoel bekruipt, verlaten we het plein op zoek naar een eetgelegenheid. We passeren grootse graffitikunst en pamfletten met boodschappen die variëren van antikapitalistisch en antifascistisch, tot pro-mensenrechten en het welkom heten van vluchtelingen. Halverwege de tocht spreken we een paar zwaarbewapende dienders aan, die naar het lijkt openhartig spreken over Exarcheia en de rol die zij spelen op de grens van de wijk. Want eens in de zoveel tijd breken daar rellen los, voornamelijk wanneer er negatieve politieke besluiten aangaande democratie of vluchtelingenbeleid worden genomen. Om rellen en opstanden in de linkse wijk te voorkomen, heeft de politie besloten daar niet meer te dienen. In plaats daarvan omringen de speciale milities Exarcheia dag en nacht.
Exchanging kisses
‘De regering doet niets tegen die anarchisten’, zo stelt Dimitri. ‘Wij zijn hier alleen maar neergezet voor de zekerheid als het uit de hand loopt. Maar de regering is niet tegen de anarchisten.’ Terwijl Dimitri praat, haalt hij een molotovcocktail tevoorschijn: ‘Hier gooien we mee als de anarchisten ons belagen met simpele zelfgemaakte bommen en stenen.’ De lach op zijn mond verraadt dat hij plezier in zijn werk heeft. Maar ondanks dat, begrijpen ze de anarchisten wel. ‘Iedereen wil democratie, wij ook’, aldus John, die zijn collega aanvult. ‘Alle Grieken hebben wel een beetje dat anarchistische in zich, we zijn tegen de gevestigde orde.’
In Exarcheia komt een grote verscheidenheid aan mensen. Van krakers in een voormalig hotel en voetbalfans van de plaatselijke club, tot vluchtelingen die worden opgevangen door bewoners. Allemaal met hetzelfde doel en dezelfde antipathie tegen het kapitalisme en mensonterende omstandigheden. Zoals John uitlegt zijn de anarchisten niet altijd het probleem in de wijk. Er is meer aan de hand in Exarcheia. ‘Natuurlijk zijn er die anarchisten, maar dat zijn relschoppers, geen criminelen.’ De grote hoeveelheden immigranten die worden opgevangen door de krakers annex anarchisten, zorgen volgens John voor meer problemen in de wijk zelf: ‘Zij stelen, de anarchisten doen meer aan opblazen.’ Wanneer de anarchisten beginnen met rellen, gooit de speciale eenheid terug. Waarom ze aanvallen is hen niet duidelijk en vinden ze onlogisch: ‘Bij ons vallen zelden gewonden, bij de anarchisten des te meer.’ Dimitri lijkt er weinig mee te zitten. Wanneer we vragen naar een oplossing, stellen ze dat het een onoplosbaar probleem betreft. ‘Al sinds de jaren zeventig is het een soort oorlog van exchanging kisses met elkaar. De anarchisten doen iets, wij reageren. Maar het stelt allemaal niet zoveel voor.’
Anarchistische tweedeling
Anarchisten dragen volgens de speciale eenheden altijd typische kleding. Zwart op zwart en gecombineerd met laarzen. Ook de boze blik staat volgens hen haast vastgeroest op het gezicht. Dat we met de anarchisten willen praten vinden ze gevaarlijk; als we echter antwoord krijgen op de waaromvraag moeten we terug en het de dienders vertellen, zo stellen ze. Terug in het hart van de wijk spreken we Alexia, de eigenaresse van een boekhandel aan de rand van het centrale plein. Ze verkoopt vooral Griekse teksten met een voorkeur voor communistische en anarchistische literatuur. De oudere dame vertelt over de Griekse politiek en de tweedeling van de anarchisten van Exarcheia. ‘Tsipras (de premier van Griekenland, red.) heeft een communistisch-anarchistische achtergrond, maar is vanwege de swing naar rechts van zijn partij niet meer zo pro-anarchistisch als voorheen.’ Over Exarcheia is ze duidelijk: ‘Er wonen inderdaad veel anarchisten hier – en ja, inderdaad dragen wat mensen de typisch donkere kleding. Maar ongeacht kledingstijl, de meesten anarchisten hier vormen geen probleem.’
De speciale milities omringen Exarcheia dag en nacht.
Het is volgens haar, zoals zo vaak, maar een kleine groep die het beeld voor de meerderheid verpest. ‘Je hebt de violent en de non-violent anarchisten. Die laatste groep gooit molotovcocktails en zoekt ruzie met de speciale eenheid. De pure anarchist is de rust zelve en helpt de samenleving juist veel.’ De regering weet dit ook en mede daarom maken ze gebruik van een laissez-faire politiek aangaande deze wijk. ‘De regering grijpt alleen in bij escalatie en zet daarom de speciale eenheden op de grens Exarcheia.’
Vlak buiten de wijkgrens ligt de technische universiteit. ‘Maar die jongeren zijn niet van die faculteit, ze komen van Geesteswetenschappen’, en ondanks dat de universiteit door de gewelddadige anarchisten als schuilplaats wordt gebruikt, is deze geen broedplaats van anarchistische ideologieën. ‘De universiteit wordt alleen gebruikt omdat daar geen politie mag komen, zo intellectueel zijn ze niet’, zo stelt Alexia.
Wereldverbeteraars?
Inmiddels zoekend naar een door de boekhandelaar getipt restaurant lopen we door een smalle straat met graffiti aan beide zijden. Een open schuifdeur met trapje naar beneden pakt mijn attentie. Dichterbij komend, verwelkomen naast de bekende Amsterdamse wietgeur een paar mannen ons in de deuropening. ‘Kom erin!’ We komen binnen in een donker spelonk waar mannen en een enkele vrouw van verschillende leeftijden op banken hangen. De plek doet dienst als clubhonk van de professionele voetbalclub van deze wijk, FC Exarcheia. Er wordt FIFA gespeeld en in de opvallend hoge ruimte hangen shirts van sympathiserende clubs van over de hele wereld. Links sympathiserend wel te verstaan. Want naast voetbalfan, zijn deze mensen absoluut anarchistisch.
Een man, prikkend in zijn opwarmlasagne, spreekt honderduit: ‘Wij zijn hier om vluchtelingen op te vangen. We koken voor ze en proberen hen uiteindelijk een eigen ruimte te geven. De wereld is zo verrot, we willen de wereld verbeteren.’
Ondanks de eerst nog zo positieve houding ten overstaan van de immigranten, is er soms ook haat. ‘Omdat er geen politie komt, wordt er hier veel gestolen. Het zijn vooral de vluchtelingen. Als ze geen geld hebben vind ik het nog toelaatbaar, maar sommigen willen gewoon op vakantie, die arschlogs.’ Andere situaties waar politie normaliter zou moeten optreden, worden meestal volgens het oog-om-oog, tand-om-tand scenario opgelost. Na het benoemen van zijn droom nemen we afscheid: ‘Waren er maar alleen kinderen tot zeven jaar op de wereld. Die hebben tenminste niet die macht- en gelddrang. Ik hoop dat mensen ooit weer “normaal” gaan denken.’
Zo zien we dat er in Exarcheia een verscheidenheid aan mensen op straat is, maar dat al die verschillende mensen wel dezelfde idealen aanhangen. Mensenrechten en democratie staan bij de mensen hoog in het vaandel. ‘Dat zit nou eenmaal in een Griek’, zeiden de dienders ons al, en dat blijkt. Ook zie we in het straatbeeld geen megalomane, kapitalistische winkelketens en grootschalig toerisme; maar daar lijkt Exarcheia heel goed bij te gedijen, de wijk is tevreden.
De gebruikte namen zijn vanwege privacy redenen gefingeerd. Namen bij de redactie bekend.
Ik wil bij dezen Isis Brandt Corstius en Lauren Challis bedanken voor hun onmisbare hulp bij het interviewen, zonder hen zou dit artikel niet geschreven zijn.
Comments