‘Laat ik eens iets doen wat me eigenlijk heel saai lijkt’, dacht Nanke Verloo toen ze besloot naast een bachelor antropologie, ook bestuurskunde te gaan studeren. Met succes: inmiddels heeft haar etnografisch onderzoek naar lokale conflicten in Nederland de Van Poeljeprijs gewonnen voor beste bestuurskundige proefschrift. Hoe heeft deze antropologe haar draai gevonden in de bestuurskunde?
Tekst /// Nina Eshuis
Beeld /// Josia Brüggen
‘Dat gaat vast vervelend voor je zijn’, ze wijst naar mijn telefoon die het gesprek opneemt. We zitten in het CREA Café, waar luide Beatles-muziek de ruimte vult. ‘Vroeger had ik een cassetterecorderbandje voor mijn opnames, maar dit is stukken beter’, merkt ze lachend op. ‘Ik vond antropologie echt fantastisch’, vervolgt Verloo. ‘Ik vond het leuk om zo genuanceerd en kritisch na te denken over waarom mensen bepaalde dingen doen en hoe bepaalde normen en culturele realiteiten ontstaan. Ik zocht alleen naar een praktische inslag: wat kan je hier mee doen?’ Het antwoord vond ze in de studie politicologie, specifieker: bestuurskunde. Deze combinatie met antropologie bleek een hele interessante, vertelt ze. ‘Bij antropologie leer je naar het alledaagse te kijken. Hoe maken mensen zelf cultuur en hoe organiseren ze hun gemeenschap? Bij bestuurskunde leer je echt de andere kant van de munt. Dus, hoe wordt dat beïnvloed door overheid of bureaucratie?’
De tasjesdief
Na een interdisciplinaire master Conflict, Governance and Resolution afgerond te hebben, rolde ze de academische wereld in. Een stage bij het Amsterdams Centrum voor Conflictstudies leverde haar een promotieplek op. ‘Uit die stage kwam een casestudy, die vervolgens werd ingezet voor subsidie voor onderzoek naar lokale conflicten. Toen was het eigenlijk heel logisch om mij uit te nodigen.’ Die casus werd ook wel ‘de tasjesdief’ genoemd: een conflict in Amsterdam-Oost dat zich afspeelde in 2005. Een jongen overleed na aangereden te zijn door de persoon waar hij zojuist het tasje van had gestolen. Het is een van de drie casussen die Verloo uiteindelijk in haar proefschrift opnam. ‘Mijn onderzoek begon met de vraag: hoe kun je lokale conflicten in Nederland begrijpen? In conflicten die ontstaan op straat, tussen bewoners en beleidsmakers of tussen welzijnswerkers en hangjongeren, worden grote thema’s als identiteit, migratie en de multiculturele samenleving ineens heel tastbaar.’
Grote thema’s als identiteit, migratie en de multiculturele samenleving worden ineens heel tastbaar.
Kritieke momenten
‘Ik gebruikte verhalen als een manier om te onderzoeken welke groepen eigenlijk konden meepraten in processen van conflict en participatie.’ Ze geeft het voorbeeld van de tasjesdiefcasus: ‘In deze casus was het dominante verhaal in de media: als hij dat tasje niet had gestolen, was hij nu ook niet dood. Een deel van de Marokkaanse gemeenschap in Amsterdam-Oost, waar het ongeval had plaatsgevonden, wilde opkomen voor hun eigen verhaal: de dood is geen goede straf voor het stelen van een tasje. Deze mensen wilden hun verhaal in het publieke debat delen. Zij wilden laten zien dat zij ook inwoners van dit land zijn en dat ook een Marokkaan die doodgaat op straat van belang is, al helemaal als vergelding voor het stelen van een tasje.’ De ‘kritieke momenten-analyse’ die Verloo heeft ontwikkeld, is een manier om te onderzoeken hoe het handelen van bestuurders, bewoners, en andere betrokkenen invloed hebben op het conflict. Zo kun je volgens Verloo zien waar het soms fout gaat. ‘Dat maak je heel zichtbaar, je bestudeert in detail wat overheids-organisaties, ambtenaren of welzijnswerkers hebben gedaan of gezegd. Daarvoor moet je natuurlijk etnografisch onderzoek doen: aanwezig zijn, observeren, helemaal vanuit hun visie kijken naar conflict en daarna naar de visie van de burger.’
‘We hebben weer een lokaal conflict’
Zoals een echte antropoloog betaamt, heeft ook Nanke geworsteld met haar betrokkenheid in het veld. ‘Bij sommige conflicten die ik onderzocht gebeurde het wel dat ik de neiging kreeg om in te grijpen, omdat er soms echt dingen gebeurden waarvan ik dacht: dit kan beter.’ Na haar onderzoek ontwikkelde Verloo trainingen waarin ze met beleidsmakers, welzijnswerkers en burgers reflecteerde op wat er was gebeurd. Ook vertaalde ze haar proefschrift naar enkele boekjes met beleidsadvies, die nu in de kast staan bij de gemeentes waar haar onderzoek plaatsvond. Inmiddels wordt ze ook wel eens door de gemeente Amsterdam gebeld voor advies als er trammelant is tussen burger en bestuurder. ‘We hebben weer een lokaal conflict, wil jij misschien meelopen?’ Toch vertelt ze: ‘Ik zie mezelf meer als wetenschapper dan consultant. Ik denk dat je veel meer creatieve vrijheid hebt als je in de academische wereld werkt, ook om dieper na te denken over bepaalde processen.’ Tegelijkertijd lijkt de aanvulling van haar werk als consultant haar juist de mogelijkheid te geven om conflicten niet alleen te analyseren, maar ook om er wat aan te doen. ‘In die trainingen kan ik door middel van reflectie en rollenspellen laten zien wat burgers en bestuurders naar mijn mening in de toekomst beter kunnen doen. Bijvoorbeeld door mensen beter te betrekken bij besluitvorming en door meer erkenning te geven aan bepaalde verhalen.’ Want, zo vertelt ze: ‘Uiteindelijk is het denk ik aan ons om die verhalen zichtbaar te maken in het publieke debat.’ Ze besluit: ‘Dat vind ik wel een mooie rol voor de wetenschapper.’
Comments